Nieuwe poging om Samir A. te laten veroordelen
RIJSWIJK (ANP) – Het Openbaar Ministerie (OM) doet er sinds 2003 alles aan om de nu 19–jarige terreurverdachte Samir A. (Azzouz) veroordeeld te krijgen voor het voorbereiden van aanslagen in Nederland. Tot nu toe nog zonder succes.
Maandag krijgt het OM een nieuwe kans. Dan behandelt het gerechtshof uit Den Haag het hoger beroep in een eerdere strafzaak tegen hem, waarvoor hij in de zomer van 2004 werd opgepakt. Dit gebeurt uit veiligheidsoverwegingen in de extra beveiligde rechtszaal in Amsterdam Osdorp.In 2003 werd Samir A. voor het eerst aangehouden in verband met terrorisme, samen met onder meer Hofstadgroep–verdachte Jason W. (Walters). De twee vermeende handlangers kwamen na een week al weer vrij, wegens gebrek aan bewijs. Het is nooit tot een rechtszaak gekomen.
Samir A. is bijna twee weken geleden opnieuw opgepakt, samen met zes andere terreurverdachten. Uit ambtsberichten van de Algemene Inlichtingen– en Veiligheidsdient (AIVD) bleek volgens het OM dat A. op zoek was naar automatische vuurwapens en explosieven. Justitie vermoedt dat hij met anderen opnieuw aanslagen voorbereidde, dit keer op een aantal landelijke politici en het gebouw van de AIVD in Leidschendam. Of deze kwestie in een rechtszaak uitmondt, is nog niet duidelijk. Het onderzoek is in volle gang.
De rechtbank in Rotterdam sprak Samir A. eerder dit jaar vrij van het voorbereiden van aanslagen. Dat gebeurde wegens gebrek aan bewijs. Nadat de politie in de zomer van 2004 bij A. thuis plattegronden van vermoedelijke doelen van terroristische aanslagen had gevonden, sprak het ministerie van Binnenlandse Zaken in de zomer van 2004 van een verhoogde terroristische dreiging. Daarna werden direct speciale veiligheidsmaatregelen genomen.
Volgens justitie had A. onder meer de Tweede Kamer, de kerncentrale in Borssele, Schiphol, het ministerie van Defensie en het gebouw van de AIVD op de korrel.
Officier van justitie R. Lambrichts noemde A. voor de vrijspraak nog steeds een gevaar voor de samenleving. De aanklager gaf toen aan dat hij de kans groot achtte dat Samir A. als hij vrij zou komen, gewoon weer door zou gaan met het voorbereiden van aanslagen.
Volgens de rechtbank bleek uit A.’s eerdere reis naar Tsjetsjenië en uit bij hem thuis aangetroffen videobanden een „bovengemiddelde belangstelling voor religieus extremistisch geweld". Maar dat was nog geen concreet bewijs dat hij aanslagen voorbereidde, concludeerde de rechtbank in Rotterdam.
Justitie had meer dan intenties op tafel moeten leggen voor een veroordeling. Samir A. had dicht tegen uitvoering van een aanslag aan moeten zitten. Hij had ook niet de juiste spullen in huis om aanslagen voor te bereiden, vond de rechtbank.
Het hof gaat zich nu over de kwestie buigen. Deze zaak valt nog onder de oude terrorismewetgeving. Daarom is het moeilijker voor het OM om de plannen van Samir A. te bewijzen.