Dat stelt de begin dit jaar ingestelde Inspectie voor de Sanctietoepassing in haar eerste rapport, dat maandag is verschenen. De twee locaties voor vreemdelingenbewaring, het grenshospitium in Amsterdam en het uitzetcentrum in Rotterdam, voldoen aan de meeste nationale en internationale normen. Maar het belang van het kind staat er niet centraal. Bij langer verblijf in de ’gevangenisomgeving’ kan dat nadelig zijn voor de minderjarigen.De inspectie pleit er daarom voor ouders met kinderen op te vangen in een andersoortige voorziening, zoals het vertrekcentrum voor uitgeprocedeerde asielzoekers in Ter Apel. Kinderen hebben daar veel meer bewegingsvrijheid, er is professionele kinderopvang en er zijn diverse onderwijsvoorzieningen. Misschien is er volgens de inspectie een combinatie met een al bestaande voorziening mogelijk.

Het toezichtsorgaan adviseert de ministers Donner (Justitie) en Verdonk (Vreemdelingenzaken) ouders met minderjarige kinderen in uitzetcentra als aparte doelgroep te erkennen en wetten en regels daarop aan te passen. Ook zou de GGD de veiligheid en hygiëne in het grenshospitium periodiek moeten controleren, zoals dat gebeurt in het uitzetcentrum in Rotterdam.

De ministers zullen de GGD vragen dit ook in Amsterdam te doen. Ook zullen ze de positie van kinderen betrekken bij toekomstige besluiten en gaan ze onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om de voorzieningen voor onderwijs, bibliotheek en recreatie uit te breiden.

Volgens de inspectie moet zowel het grenshospitium als het uitzetcentrum meer gestructureerd aandacht besteden aan de omstandigheden waarin een gezin terecht komt bij gedwongen vertrek uit Nederland. Medewerkers die ouders en hun kinderen begeleiden, zouden bovendien andere kleding moeten dragen. Kinderen ervaren het huidige blauw getinte uniform als bedreigend.

De gemiddelde verblijfsduur van ouders met minderjarigen in het grenshospitium is ongeveer drie maanden. In het uitzetcentrum is dat twee weken.