„Jeans over vijftig jaar misschien ook folklore”
UTRECHT - Onderzoekers en wetenschappers discussiëren zaterdag in Utrecht op de Nationale Volkscultuurdag 2005 over folklore. Is het een erfgoed, of is dat onzin? „Oude gebruiken en ambachten zijn er niet om in het museum te stoppen, maar om ze in de huidige tijd nieuw leven in te blazen.”
Gerard van Keken is zaterdag een van de sprekers op het symposium. Hij werkt bij het Zeeuws Bureau voor Toerisme en doet in samenwerking met de Erasmus Universiteit in Rotterdam onderzoek naar de Zeeuwse identiteit. Opvallend is volgens hem dat aan de ene kant de globalisering oprukt, maar dat mensen aan de andere kant veel belangstelling hebben voor de regio.Van Keken baseert zich op de grote belangstelling voor een project dat hij twee jaar geleden startte met als middelpunt het Zeeuws meisje. „Op het eerste gezicht is een meisje in klederdracht nogal oubollig. Studenten van een mode-instituut uit Amsterdam die oude klederdrachten mochten combineren met nieuwe mode, waren echter laaiend enthousiast. Alles wat terugverwijst naar vroeger is in, of het nu om kleding gaat of om folkloristische vormen van koken.”
De projectmanager van het Zeeuwse toerismebureau wijst op de grote betekenis die streekproducten als mosselen, oesters en Oosterscheldekreeften hebben. „Dit soort culinaire zaken en klederdracht zetten Zeeland op de kaart.”
Een verklaring voor de toegenomen interesse voor folklore ligt volgens Van Keken in het feit dat veel ambachten en oude gebruiken zijn verdwenen. „De vraag is hoe we het verleden weer interessant kunnen maken voor de mensen van nu.”
In het project rond het Zeeuws meisje ontmoette Van Keken onder ouderen toch wel enige scepsis. „Zij toonden zich beducht voor de teloorgang van klederdracht als wij ermee gingen experimenteren. Maar bij de presentatie van het Zeeuws meisje in een ’nieuw jasje’ zagen ze veel van vroeger terug.”
Belangrijk is volgens Van Keken om oude gebruiken, kleding en ambachten niet in musea onder te brengen, maar ze te integreren in de moderne tijd. „We kunnen veel van het oude leren, daarom moeten we er ook met respect naar terugkijken en het niet belachelijk gaan maken. Maar we moeten elkaar niet verplichten om er totaal van af te blijven.”
Toekomst heeft folklore zeker, denkt Van Keken. „Wie draagt er tegenwoordig nu geen jeans? Ze worden door bijna iedereen gedragen. Over vijftig jaar zien mensen dat om die reden misschien ook wel als een folkloristische klederdracht.”
Met het symposium zaterdag wordt het jaar van de folklore -een initiatief van het Nederlands Centrum voor Volkscultuur- afgesloten. Het centrum presenteert het boek ”Folklore is onvoltooid verleden tijd” van Paul Spapens, kenner van volkscultuur in Nederland. In het boek passeren in dertig hoofdstukken folkloristische gebruiken uit alle twaalf provincies de revue, zoals het ringrijden op Walcheren en de paasvuren in Drente.