Het DNPP heeft het onderzoek gehouden onder de bezoekers van het eerste congres van de ChristenUnie in mei 2000. RPF’ers, zo blijkt, pleiten sterker voor een verdere ontwikkeling van de partijformatie dan GPV’ers. Vier van de vijf ondervraagde RPF’ers vinden dat rooms-katholieken welkom zijn als lid als ze zelf vinden dat ze de grondslag van de ChristenUnie kunnen onderschrijven. Bij het GPV is slechts een nipte meerderheid van 55 procent die mening toegedaan.

Het onderzoek van het DNPP richt zich in eerste instantie op het verloop van het fusieproces en op de verschillen en overeenkomsten tussen GPV’ers en RPF’ers. Negen van de tien RPF’ers vinden dat beide partijen zich zo snel mogelijk moeten opheffen. Van de GPV’ers vindt slechts iets meer dan de helft dit.

Het onderzoek, dat twee jaar geleden gehouden is, is met opzet pas na de kamerverkiezingen gepubliceerd. Lijsttrekker Veling stelde eind april dat de ChristenUnie na 15 mei een discussie wilde starten met evangelischen en rooms-katholieken over de gereformeerde grondslag van de partij. In het Katholiek Nieuwsblad zei hij met gelovige katholieken „een diepere band” te voelen dan met vrijzinnige protestanten.

Volgens dr. R. Kuiper, directeur van het Wetenschappelijk Instituut van de ChristenUnie, zijn er in de partij echter „geen reële processen” die zo’n gesprek met rooms-katholieken ondersteunen. „Het is hier op het partijbureau in Amersfoort volstrekt geen item. Er bestaan helemaal geen plannen om met rooms-katholieken in gesprek te gaan.” Volgens hem is Veling in het interview in het Katholiek Nieuwsblad verkeerd begrepen.

Het onderzoek van het DNPP moet Kuiper nog lezen. „Maar ook dat zal niet tot een gesprek met rooms-katholieken leiden. Dat zou het profiel van de ChristenUnie alleen maar vager maken. We krijgen juist veel kritiek uit de achterban dat we ons in de campagne te breed hebben opgesteld.”