Geen behoefte aan bezigheidstherapie
Het was een potsierlijke vertoning deze week in het vragenuurtje van de Tweede Kamer.
GroenLinks-kamerlid Vendrik had zowel premier Balkenende als minister Pechtold van Bestuurlijke Vernieuwing op het matje geroepen. Hij wilde van beide heren weten hoe het nu toch mogelijk was dat Pechtold in een interview in De Telegraaf pleitte voor het afschaffen van de hypotheekrenteaftrek, terwijl het kabinet in het regeerakkoord heeft afgesproken dat de aftrek deze kabinetsperiode intact blijft.Het kluchtige zat hem afgelopen dinsdag om te beginnen in het feit dat kamervoorzitter Weisglas de Kamer van tevoren bezworen had dat de betreffende vragenronde uitsluitend, maar dan ook uitsluitend over de hypotheekrenteaftrek moest gaan. Om vervolgens knarsetandend vast te stellen dat minister Pechtold minutenlang redekavelde over de theorie van de eenheid van het kabinetsbeleid, zonder ook maar één keer het H-woord te noemen.
Potsierlijk was het gebeuren vervolgens door de lichaamstaal van premier Balkenende, die voortdurend uitstraalde: waar slaat dit op en wat doe ik hier eigenlijk? Maar de belangrijkste reden waarom de vragenserie iets had van een zinloze vertoning was de snelle, terugtrekkende beweging van Pechtold. Kern van zijn verdediging: in het interview had hij vooral bedoeld te zeggen dat er in een vólgende kabinetsperiode over de hypotheekrenteaftrek gesproken moet worden.
Kwestie afgedaan? Nee, toch niet. Want wat de D66’er hoogst kwalijk genomen kan worden, is dat hij een hoop heibel heeft gemaakt om niets. Pechtold mag dan de illusie koesteren dat hij een held is, omdat hij als een van de weinige ministers durft te zeggen wat hij denkt, de werkelijkheid is dat hij door zijn branieachtige gedrag en profileringsdrang bijdraagt aan een verkeerd soort politiek. Een politiek die vooral op zichzelf gericht is en veel energie verliest aan het met tamtam oplaten en weer omlaagtrekken van proefballonnetjes. Goed beschouwd: bezigheidstherapie.
Interessant is, dat dit precies het woord is dat ChristenUnie-kamerlid Slob anderhalve week geleden al liet vallen in een kameroverleg met Pechtold. Het ging toen over de democratische vernieuwingsagenda van de minister. Slob waarschuwde ervoor dat het ministerie van Binnenlandse Zaken op moet passen geen ministerie van Bezigheidstherapie te worden. Waar het helaas veel op begint te lijken.
Bezigheidstherapie is om drie redenen een passende benaming voor Pechtolds inspanningen voor bestuurlijke vernieuwing. In de eerste plaats omdat politiek Den Haag hopeloos verdeeld is over welke concrete maatregelen nu precies genomen moeten worden. Een ander kiesstelsel? D66 zou het graag zien, het CDA is ertegen. Een gekozen minister-president? D66, LPF en VVD lijkt het prachtig, maar CDA en PvdA zijn tegen. De PvdA wil wel een correctief wetgevingsreferendum, maar heeft als medestanders vooralsnog slechts GroenLinks en D66. En zo is er sprake van één grote impasse.
Bestuurlijke vernieuwing is in de tweede plaats bezigheidstherapie als je let op het mandaat dat Pechtold heeft. Zijn politieke geboortepapieren zijn te vinden in het zogeheten Paasakkoord. Na het aftreden van voorganger De Graaf staken de fractievoorzitters van de coalitie de koppen bij elkaar, om na enkele dagen van onderhandelen met een mistig akkoord naar buiten te komen. De nieuwe minister van Bestuurlijke Vernieuwing mocht zo ongeveer alles gaan onderzoeken wat maar even met staatsrechtelijke verandering te maken had, zolang hij maar niets concreets ondernam. En een ”minister van Onderzoek” komt natuurlijk verdacht dicht bij een bewindsman voor spek en bonen.
Een derde en laatste reden om hier van bezigheidstherapie te spreken, werd onlangs aangedragen door de Raad voor het Openbaar Bestuur. In een aan Pechtold aangeboden advies getiteld ”De staat van de democratie” merkt de raad op in principe gereserveerd te staan tegenover institutionele vernieuwing. In plaats daarvan vraagt de raad aandacht voor culturele veranderingen die binnen de bestaande wettelijke kaders mogelijk zijn. Anders gezegd: Het hele stelsel hoeft niet op zijn kop, maar politici moeten anders met elkaar omgaan, minder ik- en scoringsgericht zijn, minder kibbelen over kleinigheden, helderder hun doelstellingen presenteren, volhardender zijn in het waarmaken van hun beloftes.
Wie de prioriteit niet legt bij de cultuur maar bij de structuur, is, om de woorden van SGP-kamerlid Van der Staaij te gebruiken, „bezig het huis te verbouwen in de hoop daarmee de relatieproblemen van het inwonende echtpaar te kunnen oplossen.” Wat nodig is, is geen willekeurige bezigheidstherapie, maar gerichte relatietherapie.