Dat blijkt uit een terugblik op de nieuwe bovenbouw in havo en vwo, die in 1998 werd ingevoerd. Belangrijkste doel was een betere aansluiting van beide schooltypes op het hoger onderwijs.Minister Van der Hoeven (Onderwijs) stuurde de evaluatie van het Tweede Fase Adviespunt dinsdag naar de Tweede Kamer.

Studenten die hun havo- of vwo-diploma in het studiehuis, een andere naam voor de tweede fase, hebben behaald, doen het echter nog niet aantoonbaar beter in het hoger onderwijs. Het aantal studenten dat in het eerste jaar minder dan de helft van de studiepunten behaalt (de norm voor de prestatiebeurs), daalt nog steeds. Daarentegen nam het aantal uitvallers in het eerste jaar iets af. Meer eerstejaars stappen over naar een andere opleiding, omdat ze een verkeerde studie hebben gekozen.

Scholieren die de tweede fase hebben doorlopen, zijn beter te spreken over de beheersing van allerlei vaardigheden die ze in het hoger onderwijs nodig hebben (bijvoorbeeld computerkennis, taalvaardigheid en samenwerken) dan scholieren die de bovenbouw oude stijl deden. Zij denken echter dat zij van de inhoud van de vakken minder goed op de hoogte zijn.

De docenten zijn kritischer. Zij vinden dat studenten die het studiehuis hebben gedaan inhoudelijk minder zijn dan hun voorgangers en ook veel vaardigheden niet onder de knie hebben.

De onderzoekers van het Tweede Fase Adviespunt concluderen dat opleiders in het hoger onderwijs wat al te hooggespannen verwachtingen hadden van studenten die de tweede fase hebben gedaan. „Een zekere mate van teleurstelling in het hoger onderwijs is daarvan het gevolg.”

Uit de evaluatie blijkt verder dat populariteit en rendement van havo en vwo sinds de invoering van het studiehuis zijn gestegen: ze trekken meer leerlingen die sneller hun diploma halen.

In de tweede fase kunnen havisten en vwo’ers kiezen uit vier verschillende profielen: natuur en techniek, natuur en gezond, cultuur en maatschappij en economie en maatschappij.