„Heersende moraal maatgevend bij AWGB”
RHENEN - Het is zorgelijk dat de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) steeds meer wordt uitgelegd aan de hand van de heersende, ontkerstende moraal.
Dat zei het SGP-kamerlid Van der Staaij vrijdagavond tijdens een debatavond georganiseerd door het Jongerenplatform van de RMU en de SGP-Jongerenafdeling van Veenendaal.Van der Staaij zei te vrezen dat de AWGB steeds vaker als „een procrustusbed” gaat werken. Hij doelde daarmee op een Griekse mythe waarin mensen met geweld in een pijnlijke positie worden gebracht. „De maat van de heersende moraal dreigt bepalend te worden.” Duidelijk zag hij dit naar voren komen in de uitspraak van de Haagse rechtbank over het stopzetten van subsidie aan de SGP. „De wetgever heeft nooit willen bepalen dat het gelijkheidsbeginsel voorrang moet krijgen boven de vrijheid van godsdienst. Die afweging is doelbewust aan de rechter gelaten. In deze zaak is echter gezegd: Politieke partijen moeten zich te allen tijde aan het non-discriminatiebeginsel houden. Want dat is al in het VN-Vrouwenverdrag vastgelegd.”
Vult de overheid de antidiscriminatiewet steeds meer in aan de hand van de heersende moraal, dan vergroot ze daarmee volgens Van der Staaij haar greep op het maatschappelijk leven. „Ik stem in met de Belgische hoogleraar die onlangs vaststelde dat het onderscheid tussen het publieke en het privé-terrein van de burger op die manier steeds verder wordt uitgewist.”
Voorzitter mr. A. G. Castermans van de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) benadrukte dat de CGB keuzes moet maken „om de vrije keuze die ieder toekomt te begrenzen.” Op zijn schrilst kwam dat volgens hem tot uiting in de rechtszaak tegen de Vlaardinger die zijn moeder vermoordde en haar huid afstroopte, omdat hij meende vanuit zijn godsdienst zo te moeten handelen. „Hier is het duidelijk dat het recht op de vrijheid van godsdienst in het niet valt bij het recht van de moeder om niet te worden vermoord. Andere dilemma’s zijn moeilijker op te lossen.”
Over de uitspraak in de SGP-vrouwenkwestie merkte Castermans op dat Nederland het VN-Vrouwenverdrag heeft geratificeerd zonder een voorbehoud te maken. Op basis daarvan kwam de Haagse rechtbank dan ook tot de slotsom dat de staat actief tegen de partij moet optreden, aldus Castermans.
Hij vroeg er begrip voor dat de CGB de SGP onlangs uitdrukkelijk noemde als voorbeeld van een partij die zich niet onbeperkt op de uitzonderingsbepalingen van de non-discriminatiewet zou mogen beroepen. „We deden dat met het oog op het VN-Vrouwenverdrag, waarin bijzondere aandacht wordt gevraagd voor het verschijnsel politieke partij. Denkt u zich eens in dat in een land met een twee partijenstelsel vrouwen van lidmaatschap van een bepaalde partij zou worden uitgesloten. Bepaalde rechten zouden dan aan een belangrijk deel van de bevolking worden ontzegd.”
Dat deze uitspraak over de SGP opnieuw zou aangeven dat de AWGB erop is gericht de rol van religie en religieuze partijen in de samenleving zo veel mogelijk te marginaliseren, bestreed Castermans met klem. „Dat de vrijheid van godsdienst steeds meer aan banden wordt gelegd, zie ik er ook niet van komen. Het lijkt me bijna ondenkbaar, tenzij de nieuwe flinkheid van tegenwoordig die zich vooral richt op allochtonen zozeer de overhand krijgt dat eerdere internationale verdragen, die het recht op vrijheid van godsdienst regelen, worden opgezegd.”
Van der Staaij bracht daar tegenin dat staatssecretaris Verstand (D66) de SGP enkele jaren geleden op geen enkele wijze wilde bewegen haar vrouwenstandpunt te wijzigen. „Dat vond ze meer passen bij een totalitaire staat.”