„Appèlschrift is oefening in kerkelijk gesprek”
LUNTEREN - De preses van de synode van de Protestantse Kerk, ds. J. G. Heetderks, noemde vrijdagmorgen de bespreking van het appèlschrift ”Christus onze Hoop” een „oefening in het kerkelijke gesprek.” Drs. P. J. Vergunst, algemeen secretaris van de Gereformeerde Bond, zei content te zijn met het feit dat er op de synode zo uitvoerig over het geschrift gesproken werd. „Al zijn de reacties soms teleurstellend.”
Het appèlschrift, in maart uitgegeven door de Gereformeerde Bond, de Confessionele Vereniging, het Confessioneel Gereformeerd Beraad en het Evangelisch Werkverband, werd door de generale synode in de ochtendvergadering in een aantal groepen besproken. In een plenaire afsluiting maakten enkele synodeleden nog enkele opmerkingen.Zowel dr. C. van Sliedregt uit Nunspeet als ds. P. L. de Jong uit Rotterdam ziet het appèlschrift in het verlengde liggen van een eerder door de triosynode aangenomen rapport ”Jezus Christus, Heer en Verlosser”. „Ik zou het appèl dan ook graag in het verlengde van dat rapport zien als een getuigenis over het rijke bijbelse spreken over Jezus”, aldus dr. Van Sliedregt.
Ds. De Jong noemde de focus op Christus „ontzettend belangrijk. We moeten in de PKN oppassen dat het niet altijd maar over God gaat en dat Jezus uit beeld raakt. Dat zou een heel foute ontwikkeling zijn.”
Ds. J. D. Kraan uit Bergum zei in de plenaire zitting „van harte te belijden dat Jezus waarlijk Mens en waarlijk God is.” „Toch heeft dit geschrift me pijn gedaan omdat het zo christocentrisch is. Deze sterke nadruk op Jezus blokkeert het gesprek met joden en moslims. Mijn bijbelse bezwaar is dat Christus te veel in Zijn hoogheid wordt getekend en te weinig in Zijn knechtsgestalte. Wat weten we ontzettend veel over Jezus. Maar Jezus Zelf zegt dan: Als u Mij niet herkend hebt in de hongerige en de behoeftige, dan ken Ik u niet.”
Ouderling J. ten Hove uit Wezep noemde het appèl „een prachtig stuk. Het is uit het diepst van mijn hart geschreven over het meest wezenlijke: liefde tot de Heere Jezus. En als die liefde ons verenigt, dan kunnen bijzaken ons nauwelijks verdelen. Maar over het meest wezenlijke moeten we het eens zijn. Wie Petrus niet nazegt dat Jezus is de Christus, de Zoon van de levende God, die hoort niet bij de Kerk met een hoofdletter”, aldus Ten Hove. „Het Woord van God en de belijdenis zijn bij het gesprek hierover richtingbepalend. Zo niet, dan hebben we als kerk geen toekomst.”
Ds. J. Stelwagen, voorzitter van de visitatoren-generaal, sloot de bespreking af door te zeggen dat het gesprek over Jezus in de kerk „nooit makkelijk is geweest. Vanaf het allereerste begin heeft de kerk daarmee moeite gehad. We hebben het hier namelijk over een geheim. En het verschil tussen een raadsel en een geheim is dat het raadsel wordt opgelost, maar dat het geheim steeds meer geheim wordt, hoeveel je er ook van weet.”
Drs. Vergunst, een van de opstellers van het appèlschrift, is blij met het feit dat het synodebestuur zo veel tijd heeft uitgetrokken voor bespreking van het geschrift. „Ik kan me niet herinneren dat dat eerder gebeurde met een stuk dat vanuit onze organisaties werd geschreven en aan de kerk werd aangeboden.”
Volgens hem moet het appèlschrift niet worden gezien als een „praatstuk.” „We hebben het hier over het hart van het belijden, over dat wat we geloven aangaande Christus. Het gaat niet over wat wíj denken over Christus, maar wat Hij denkt over óns. In de reacties zie je dan dat grote verschillen in de kerk zich openbaren. Dat was vroeger in de Nederlandse Hervormde Kerk zo en dat is in de Protestantse Kerk niet anders. Dan zijn de reacties soms teleurstellend, al besef ik ook dat er bij sommige synodeleden mogelijk wantrouwen is omdat het stuk is opgesteld door organisaties die tegen de kerkvereniging waren. Dat speelt mee, net als iemands persoonlijke ontwikkeling meespeelt in de reactie.”
Vergunst benadrukt dat er blijvend aandacht moet zijn voor de verwoording van dat wat geloofd en beleden wordt. „We moeten verstaanbaar spreken. Er werd gezegd dat dit stuk te dogmatisch of te moeilijk is. Daar moeten we op letten. Ook belangrijk is dat in ons spreken de Vader en de Zoon bij elkaar gehouden worden. Hoe spreek je over Jezus en God? Wel is voor mij heel duidelijk dat de beslissing in de kerk valt als we spreken over Jezus Christus. Als het niet over Christus gaat, dan gaat het nergens meer over. Daarom ook geen discussie, maar een geloofsgesprek. In dat gesprek moet je je kwetsbaar opstellen, moet je eerlijk zijn. Uiteindelijk blijft de vraag: Val je voor Hem, of struikel je over Hem? Ik zie het als winst dat we dat gesprek voeren, al zie je juist ook in het spreken over deze zaken hoe ver we soms van elkaar zijn afgegroeid. Dat verdriet me, terwijl ik aan de andere kant blij ben met het feit dat het moderamen het signaal dat wij als organisaties hebben willen geven richting de hele kerk zo positief heeft opgepakt.”