Onvoldoende voor Van der Hoeven
Minister Van der Hoeven van Onderwijs krijgt een 4,4 voor haar beleid en de uitvoering daarvan tijdens de eerste twee jaren van het kabinet-Balkenende II.
Dit blijkt uit een rapport dat is gebaseerd op een door de Radboud Universiteit Nijmegen uitgevoerd onderzoek.
Voor dit onderzoek gaven ongeveer 500 mensen uit het basis-, voortgezet en hoger onderwijs hun mening over het beleid van de bewindsvrouw, aldus de Algemene Onderwijsbond donderdagmorgen. Van der Hoeven scoort lager dan haar voorgangers Hermans en Ritzen, die respectievelijk een 5,1 en een 5,2 behaalden.
Respondenten waren veelal negatief over het verminderen van de investeringen in allochtone achterstandsleerlingen, het moeten herzien van de basisvorming zonder het daarvoor benodigde geld voor de invoering daarvan en het schrappen van alle in- en doorstroombanen, de zogenaamde ID-banen.
Als beste beleidsbeslissingen van de minister worden genoemd het voornemen de regeldruk te verminderen, het creëren van ruimte voor de basisvorming, het afschaffen van het lesgeld en het investeren in autochtone achterstandsleerlingen. Gezien het rapportcijfer wegen de negatieve effecten van haar beleid veel zwaarder dan de positieve, aldus de onderzoekers.
Volgens W. Dresscher, voorzitter van de Algemene Onderwijsbond, breken de minister onder meer uitblijvende investeringen in het onderwijs en gebrek aan toekomstvisie op.