Cees B. „woest” op openbaar ministerie
„Ik wist dat ik onschuldig was, maar nu weet ik dat zij het ook al hebben geweten. Onbegrijpelijk. Dat dit dinsdag gisteravond in het tv-programma Netwerk in reactie op de beschuldiging dat het openbaar ministerie en het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) cruciaal bewijsmateriaal hebben achtergehouden.
Cees B. zat vier jaar lang ten onrechte vast voor de moord op Nienke Kleiss. Het meisje werd in juni 2000 in het Prinses Beatrixpark verkracht en vermoord. Haar vriendje Maikel werd ernstig toegetakeld, maar wist te ontkomen. Aanvankelijk bekende B., maar later trok hij zijn bekentenis weer in. Nadat vorig jaar de echte dader, Wik H., opdook, kwam B. gauw op vrije voeten. H. kreeg twintig jaar cel en TBS. Het DNA dat op de moordplek is gevonden, is van hem.
Cees B. gaat een schadevergoeding eisen van de staat. Dat bedrag kan oplopen tot meer dan 1,5 miljoen euro. Toch vindt B. het geld niet opwegen tegen het leed dat hem is aangedaan. „Het lost niets op. Ik ben beschadigd voor mijn leven. Ik ben woest op het OM”, zei de onherkenbaar in beeld gebrachte man in Netwerk.
Dat hij destijds een bekentenis aflegde, kwam door de uitputtende manier van verhoren door de politie, aldus B. „Ze breken je gewoon. Ik raakte in de war en zei dat ze maar wat op moesten schrijven.” B. zei dat de verhoren wel twaalf uur duurden, dan stopten en na een halfuur toch weer verder gingen. „Ze bleven op me inpraten, de cel was koud en het licht en de radio bleven aan.”
De advocaten van B. bereiden een aangifte voor tegen „alle leden van het openbaar ministerie die wetenschap hebben gehad van het opzettelijk achterhouden van voor B. ontlastend bewijsmateriaal”, zei advocaat mr. G. Spong dinsdag. Volgens de raadsman komt het optreden van de betrokken aanklagers neer op „een vorm van oplichting.”
Spong is geschokt door de jongste ontwikkelingen in de zaak. Wat hem betreft dringt de vergelijking met beruchte Britse zaken rond vermeende IRA-terroristen zich op: de Birmingham Six en de Guildford Four. In beide zaken verdonkeremaanden de autoriteiten ontlastend bewijs, waardoor de verdachten onschuldig werden veroordeeld en vele jaren achter de tralies verdwenen.
Spong meent dat er bij rechterlijke dwalingen een „vast patroon” is waar te nemen. „Er wordt ontlastend bewijs weggehouden. Waarom men dat doet? Het merkwaardige fenomeen doet zich voor dat de justitiële autoriteiten in dit soort ernstige zaken ten prooi vallen aan de behoefte een zondebok aan te wijzen, koste wat kost. En dan wordt er gewoon willens en wetens een onschuldig persoon opgeofferd.”
De politievakorganisatie ACP zegt vaker signalen te krijgen dat het OM bewust ontlastend bewijs uit dossiers in strafzaken houdt. „Wij hebben meldingen van politiemensen dat ze in gewetensnood kwamen als het OM hiertoe besloot”, aldus voorzitter G. van de Kamp van de ACP.
„Over het algemeen kan ik zeggen dat al het bewijs, belastend of ontlastend, in het strafdossier hoort. Daar is het openbaar ministerie verantwoordelijk voor. Het OM beslist wat er in dit dossier komt en wat eventueel niet”, benadrukt Van de Kamp. „Politiemensen kunnen er niets tegen doen als het OM bewijsstukken weglaat. Maar het leidt wel tot morele problemen bij die agenten.”
De voorzitter van de ACP vindt dat het OM zich als magistraat moet gedragen. „Zuiver en niet als een partij die ten koste van alles tot een veroordeling moet komen”, licht hij toe.
Van de Kamp zou daarom een onderzoek door de Tweede Kamer naar dit soort incidenten toejuichen. „Ik weet niet hoe vaak het weglaten van bewijs voorkomt. Dat zou moeten worden uitgezocht. Dan kan hiertegen gericht iets worden ondernomen. Het zal je maar gebeuren dat ontlastend bewijs in jouw zaak niet aan de rechter wordt getoond. Dat is een zeer kwalijke zaak.”
Hoogleraar strafrecht prof. dr. Th. de Roos noemt het in opspraak geraakte Nederlands Forensisch Instituut (NFI) een betrouwbaar en degelijk instituut, dat kwalitatief hoog aangeschreven staat en waar nog nooit van is gebleken dat er is gesjoemeld met bewijsmateriaal. „Het is geen verdachte club, maar dat wil niet zeggen dat er geen fouten worden gemaakt”, zegt de hoogleraar.
Hij ziet een knelpunt in de monopoliepositie van het instituut, dat onderzoek doet naar sporen in strafzaken. De Roos: „Als advocaat kun je niet rechtstreeks aankloppen bij het NFI met een onderzoeksvraag. Daarvoor moet je je eerst wenden tot een aanklager, de onderzoeks- of de zittingsrechter.” Het is volgens hem praktisch onmogelijk om als advocaat in Nederland zelf onderzoek te doen, vooral gezien de kosten die dat met zich brengt. „Dat zit niet in ons strafrecht, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de Verenigde Staten.”