Honderden tanden en kiezen per week
’s-GRAVENZANDE - De oudste tandarts van Nederland stopt ermee. Ruim vijftig jaar lang heeft Wim van Dijk (80) tanden en kiezen getrokken. Soms honderden in de week. „Je moet een keer een streep trekken.”
Grijze haren, een brede snor, een vlotte denimbroek en twee heldere kijkers. De 80-jarige tandarts uit ’s-Gravenzande oogt vitaal, ook al beginnen de jaren te tellen. „Ik merk dat ik ouder word.” Hij loopt binnendoor naar zijn praktijk aan huis. Twee grote tandartsstoelen vullen de frisse behandelruimte. Aan de muur in de wachtkamer hangen schilderijtjes met wijze raadgevingen. ”Zuig je op je vinger of je duim, dan groeien je tanden schuin”.
Volgens de tandarts is zijn werk al vijftig jaar zijn hobby. „Ik heb het nooit met tegenzin gedaan. De grootste uitdaging voor mij is om van een lelijke tand weer een mooie tand te maken. Of om tanden en kiezen met een beugel weer recht te zetten. Dat geeft voldoening.” Hij begint te glimmen. „Gisteren heb ik nog een fraaie brug geplaatst.”
Een halve eeuw geleden opende de tandarts zijn praktijk in ’s-Gravenzande. De aandacht voor het gebit was destijds in het Westland bar slecht. „Ik heb ze behoorlijk moeten opvoeden”, verzucht hij. „De mensen zagen niet in dat poetsen zou helpen. In de beginperiode stond ik soms veertig tot vijftig tanden en kiezen per dag te trekken. Ik moest drie, vier kunstgebitten per week maken. Zó slecht waren die gebitten. Patiënten kwamen vaak veel te laat met hun klachten. Dan was er niets meer aan te doen. Ik heb een keer voor een meisje van 18 een volledig bovengebit moeten maken.”
Van Dijk was een van de oprichters van het fenomeen ”schooltandarts” in de regio. „Dat heeft de situatie aanmerkelijk verbeterd.” De fluorisering van het water en de algemeen groeiende aandacht voor hygiëne hebben eveneens een keer ten goede gebracht. Optimistisch over de toekomst is de Westlander niet. „Door het beleid van voormalig minister Borst van Volksgezondheid wordt de tandheelkundige zorg nog maar beperkt vergoed. Je ziet op dit moment de kwaliteit van de gebitten in Nederland teruglopen. De klok is jaren teruggezet.”
De tandarts houdt van zijn vak, ook al is het lichamelijk en psychisch zwaar. „Je moet er heel sterk voor zijn, want je bent heel precies bezig. Ik heb in de drukste perioden dagen gemaakt van ’s ochtends acht tot ’s avonds zeven en dan weer van acht tot tien. En zaterdagsochtends.”
Het kost Van Dijk moeite een punt te zetten achter zijn loopbaan. Bij zijn 50-jarig jubileum -in februari dit jaar- verklaarde hij nog er niet over te piekeren zijn werk neer te leggen. De tachtiger heeft de knoop nu toch doorgehakt. „Het is genoeg geweest. Bovendien is een van de assistentes zwanger.” Zijn vrouw, veertig jaar actief in de praktijk, vult aan: „We hebben ook geen zin meer in al die nieuwe regelingen, al die poespas. Zo ingewikkeld allemaal.”
Van Dijk wil zijn patiënten niet in de steek laten. Hij hoopt hen onder te kunnen brengen bij collega’s. „Omdat dit nog niet rond is, kunnen mensen de komende vier maanden nog gewoon bij me terecht. En beugelklanten mogen blijven komen totdat de behandeling volledig is afgerond. Ook na 1 januari. Beugels zijn mijn specialiteit, weet je.”
Een grote klap in zijn loopbaan kreeg Van Dijk op het moment dat hij 70 werd. Van de ene op de andere dag vergoedde het ziekenfonds DSW uit Schiedam -„het grootste in het Westland”- zijn tandheelkundige zorg niet meer. Hij kan er nog kwaad om worden. „Ik heb daar echt een trauma door opgelopen. Alsof iemand na zijn 65e geen goede tandarts meer kan zijn.” Van Dijk zou geen enkele moeite hebben met een verplichte functietest. „Ik heb liever dat ze me testen dan dat ze me pesten.”
De tandarts ziet niet op tegen zijn pensionering. „Ik ga wereldreizen maken.” Ook zijn andere hobby’s krijgen meer aandacht: „Ik ga fluiten en fietsen.” Hij loopt naar het voorste deel van de praktijk, pakt een dwarsfluit en speelt niet onverdienstelijk. Muziek van Bach, Ravel en andere grootheden ligt op tafel. „Ik ga ook weer tennissen.” Zijn vrouw kijkt bedenkelijk. „Dat zien we nog wel.”