„Mohammed B. kon eerder opgespoord worden”
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) had Mohammed B. (Bouyeri), de moordenaar van Theo van Gogh, eerder op het spoor kunnen komen, als de dienst zijn gangen op het internet beter had gevolgd.
Dat stelt internetonderzoeker A. Benschop, die is verbonden aan de Universiteit van Amsterdam. Benschop vindt dat de AIVD zich moet afvragen of zij iets verkeerd heeft gedaan.
Een woordvoerster van de AIVD zegt de analyse van Benschop „makkelijk gepraat achteraf" te vinden.
Volgens Benschop heeft de AIVD zich verkeken op Mohammed B. en zich te zeer gefocust op het voorkomen van anderssoortige, grootschalige terroristische aanslagen. „Men had iets anders verwacht dan zo’n individuele aanslag".
Mohammed B. was in de periode voorafgaand aan de moord op Van Gogh, op 2 november vorig jaar, zeer actief op internet. Benschop: „Als men had gezien hoe hij zich onder schuilnamen op het net bewoog, kon men het zien aankomen. Hij presenteerde zich niet alleen op eigen, radicale sites, maar ook op neutrale, Marokkaanse sites. Het is gewoon aangekondigd”.
De AIVD-woordvoerster vindt dat Benschop de autoriteiten had moeten inlichten over wat hij wist. „Dat is een bepaalde plicht die iedere burger heeft”.
De AIVD kreeg B. wel in het vizier in het kader van het onderzoek naar de zogeheten Hofstadgroep, een vermeend terreurnetwerk van overwegend jonge radicale moslims. Mohammed B. werd door de dienst als een bijfiguur beschouwd. Dat beeld is, mede door het strafproces tegen B., inmiddels bijgesteld. Een aantal veronderstelde leden van het netwerk had intensief contact met B., in wiens woning in Amsterdam bijeenkomsten werden belegd.
De rechtbank in Amsterdam veroordeelde B. in juli tot een levenslange gevangenisstraf. Later deze maand zet de rechtbank in Rotterdam het proces tegen de Hofstadgroep voort. Mohammed B. wordt in dat kader eveneens vervolgd.