„Ik doe niet meer dan mijn plicht”
Sinds anderhalf jaar neemt de 82-jarige Derk van de Kaa uit Barneveld een groot deel van de zorg voor zijn ernstig invalide 80-jarige vrouw Marie voor zijn rekening. Met raad en daad staat hij haar dagelijks bij. „Ik doe niet meer dan mijn plicht.”
„Hupsakee”, zegt Van de Kaa terwijl hij de rolstoel met daarin zijn vrouw voorzichtig vanaf het zonnige balkon de kamer in duwt. Met behulp van een loopkruk komt de vrouw overeind en zet ze zich neer op de bank in de kamer.
Van de Kaa is een van de tienduizenden mantelzorgers in Nederland, mensen die hulpbehoevenden vrijwillig helpen. In een gisteren gepresenteerd rapport waarschuwt het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) dat mantelzorgers overbelast raken doordat het kabinetsbeleid erop gericht is zieken, gehandicapten en ouderen langer thuis te laten wonen.
Eind september 2003 veranderde het leven voor het echtpaar Van de Kaa-Bitter ingrijpend. Mevrouw Van de Kaa raakte na een herseninfarct rechtszijdig verlamd. In de jaren daarvoor had zij al enkele keren beroertes gehad.
Na maandenlange verpleging en verzorging buitenshuis keerde mevrouw Van de Kaa in februari 2004 terug naar haar appartement, twee hoog aan de Rozenstraat in Barneveld.
Sindsdien neemt haar man het leeuwendeel van de dagelijkse verzorging en de huishouding voor zijn rekening; het echtpaar bleef zonder kinderen. Dat doet hij met een prijzenswaardige plichtsbetrachting.
Van de Kaa staat dagelijks rond halfzes op. „Dan zet ik de medicijnen klaar en zet ik het brood op tafel.”
Voorheen kwamen medewerkers van thuiszorgorganisatie RST ’s ochtends het haar van mevrouw Van de Kaa opsteken, later namen dames van de oud gereformeerde gemeente uit Barneveld die taak over. Met lichte verontwaardiging verhaalt Van de Kaa hoe iemand vanuit hulpverleningskringen ooit voorstelde het haar van zijn vrouw maar kort te knippen. „Dat willen we uit principe niet.” Zijn vrouw kan zich nog grotendeels zelf wassen.
Niet alleen helpt Van de Kaa zijn vrouw met het aantrekken van bijvoorbeeld de kousen, ook verleent hij hand- en spandiensten in de keuken. „M’n vrouw braadt zelf het vlees, maar ik draai het vlees in de pan om en til zware dingen voor haar op. Ook giet ik de piepers af. Dat kun je immers niet met één hand doen.”
Verder doet de heer des huizes boodschappen en houdt hij het huis netjes. Geregeld pakt hij de stofzuiger en hanteert hij de stofdoek. Reparaties voert hij het liefst zelf uit. „Als er iets kapot is, wil ik het zelf maken.” Zo nodig zet Van de Kaa een knoop aan of stopt hij een gaatje.
De Barnevelder, die bijna veertig jaar werkzaam was in de papierindustrie, staat er meer dan eens van te kijken hoe flink zijn vrouw is. „Met één hand kneedt ze deeg voor een boterkoek. Ik krijg dat niet voor elkaar. De boontjes maken we met z’n tweeën klaar. Ik haal de puntjes eraf, m’n vrouw breekt de boontjes doormidden.”
Zo af en toe gaat het echtpaar eropuit. Als de bestemming dichtbij is, zoals gisteravond een receptie van ds. D. Monster uit Barneveld, duwt Van de Kaa zijn vrouw in de rolstoel voort. Voor langere afstanden, naar bijvoorbeeld hun voormalige woonplaats Renkum of naar Langbroek, gaat de rolstoel achter in de auto en stapt Van de Kaa achter het stuur.
Op zondag volgt mevrouw Van de Kaa de kerkdienst via de kerktelefoon, haar man gaat nog ter kerke. Van tevoren zorgt Van de Kaa dat het water voor de koffie in de ketel zit. Als zijn vrouw via de kerktelefoon hoort dat de dienst is afgelopen, steekt ze het gasfornuis vast aan.
Ter ontspanning vervaardigt Van de Kaa schilderijen. Hij maakt bij voorkeur landschapsschilderingen. Onder meer de Renkumse Beek siert de huiskamer. Daarnaast mag hij graag op zijn Domus orgelspelen, vaak psalmen en geestelijke liederen, uit het hoofd. Zijn vrouw is niet meer in staat tot orgelspel. „Ze kon vroeger prachtig spelen. Hele stukken van Jan Zwart. Of bijvoorbeeld de Slag bij Waterloo. Maar dat is niet meer mogelijk. Nu luistert ze.”
Voor Van de Kaa is het volstrekt logisch dat hij zijn vrouw trouw terzijde staat. „Man en vrouw zijn één. Het zou schandalig zijn als ik mijn plicht niet zou betrachten. Zolang ik het zelf kan, hoop ik haar te blijven verzorgen.”