Dierenleed, mensenleed en handenvol geld
Minister Veerman van Landbouw neemt geen risico met de dreigende vogelgriep. Want een uitbraak in Nederland zorgt voor dierenleed, kan gevaarlijk zijn voor mensen en kosten overheid en sector handenvol geld. En dus gaan alle kippen in de commerciële pluimveebedrijven voorlopig op stok.
Dierziekten en vooral het voorkomen ervan staan hoog op de Veermans agenda. „Nederland is buitengewoon alert. Door de uitbraak twee jaar geleden zijn wij gevoeliger”, zei de bewindsman gisteren nog maar eens. Keer op keer brengt hij in zijn pleidooi voor bijvoorbeeld geaccepteerde vaccinatie tegen varkenspest of het ophokken van het pluimvee de crises die de Nederlandse veehouderij sinds 1997 troffen, in herinnering. De maatschappelijke onrust, de miljoenen gedode dieren en een veehouderij met financiële schade staan de minister op het netvlies gebrand.
Nederland heeft opeenvolgend te maken gehad met verschillende besmettelijke dierziekten. In 1997 sloeg met een uitloper naar 1998 de klassieke varkenspest toe. Om de ziekte uit te bannen, werden 12 miljoen dieren afgemaakt. De kosten zijn door het Rijk na afloop geraamd op 2,9 miljard gulden.
Wanneer Nederland de varkenspest net te boven is, houdt mond- en klauwzeer (mkz) huis onder runderen, varkens, schapen en geiten. Deze crisis kost ongeveer 280.000 dieren de kop.
Bij de uitbraak van de vogelpest in 2003 zijn 30,7 miljoen kippen, eenden en ander pluimvee gedood. Deze laatste crisis kostte Nederland ongeveer 270 miljoen euro.
De uitbraken eisen hun tol onder dieren én mensen. Bij de vogelpestcrisis overleed een dierenarts omdat hij besmet raakte met het virus. Dit jaar stierf een vrouw bij wie als eerste in Nederland een variant van Creutzfeld-Jacob (vCJD) werd vastgesteld. Deze ziekte is gelinkt aan de gekkekoeienziekte (bse).
De dierziektecrises zorgen tevens voor maatschappelijke onrust, psychosociale problemen bij veehouders en economische schade. Inwoners van Kootwijkerbroek protesteerden massaal tegen de medewerkers van de Algemene Inspectiedienst (AID) tijdens de mkz-crisis. „Een uitbraak leidt tot spanning tussen burgers op het platteland, beschuldigende blikken, sociale controle en -soms zelfverkozen- isolement”, stelden de Raad voor Dierenaangelegenheden en de Raad Landelijk Gebied vorig jaar in hun rapport ”Dierziektebeleid met draagvlak”.
Omdat de Nederlandse sector flink exporteert, kost een uitbraak van vogelgriep of varkenspest ook veel geld. Andere landen gooien dan geregeld de grens dicht voor het vlees. Soms kan die importstop lang duren. Rusland bijvoorbeeld zegde pas afgelopen juni toe weer rundvee uit Nederland te willen invoeren. Die handel was gesloten sinds de bse-crisis eind jaren negentig.
Onder het motto ”voorkomen is beter dan genezen” zetten Rijk en sector in op preventie. Van de LNV-begrotingspost ”Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid” in 2005 is 20 procent gereserveerd voor het gezond maken en houden van de veestapel. Ook de veehouderijen zelf betalen fors mee.
Dat geld gaat vooral zitten in de zogenoemde monitoringsprogramma’s. Met de regelmaat van de klok controleren boeren met varkens, runderen, schapen en kippen de gezondheid van de dieren. Per jaar legt de schapensector in dat kader bijvoorbeeld 1,7 miljoen euro op tafel om de ziekte brucellose vroegtijdig op te sporen, aldus J. Klaver, sectordirecteur vee- en vleessector van de Productschappen Vee, Vlees en Eieren (PVE).
Dat controleren, gekoppeld aan de meldingsplicht, kost geld, maar is effectief. De varkenshouders onderzoeken iedere vier maanden of de dieren geen blaasjesziekte hebben. Sinds 1993 is die ziekte volgens Klaver mede hierdoor niet meer uitgebroken in Nederland. Naast opsporing moeten regels voor het diervervoer en hygiëneregels op de veehouderijen uitbraken van besmettelijke ziekten voorkomen.
Mocht ondanks de voorzorgsmaatregelen toch vogelpest of mkz uitbreken, dan kunnen de kosten snel oplopen, leert de ervaring. De Europese Unie betaalt vaak mee: 40 tot 50 procent, afhankelijk van de dierziekte, aldus Klaver. De overige kosten van het opruimen van de zieke dieren, de schadevergoedingen aan de getroffen veehouders en andere bestrijdingskosten komen „in principe” voor rekening van de sector zelf.
Daaraan zit echter een limiet: de pluimveesector betaalt per vijf jaar maximaal 20 miljoen euro zelf, de rundveesector heeft een eigen risico per vijf jaar van 85 miljoen euro en de varkenshouderij voor die periode 125 miljoen euro. Het overige betaalt het Rijk.