Binnenland

„Specialist heeft voorkeur voor morfinepomp”

Specialisten in Nederlandse ziekenhuizen hebben een voorkeur voor de morfinepomp. Zij beëindigen het leven van patiënten met een schriftelijke wilsverklaring liever met hoge doses morfine dan door het toepassen van actieve euthanasie.

5 August 2005 11:15Gewijzigd op 14 November 2020 02:49

Dat zegt arts en ethicus drs. G. K. Kimsma, lid van de medisch-ethische commissie van het VU Medisch Centrum en van de regionale toetsingscommissie Zuid-Holland, tevens gezaghebbend publicist op het gebied van medisch-ethisch handelen rond het levenseinde.

Kimsma reageert daarmee op het conflict tussen specialisten en leden van de medisch-ethische commissie van het Erasmus Medisch Centrum dat gisteren bekend is geworden. Artsen in het Rotterdamse ziekenhuis blijken met enige regelmaat euthanasieverzoeken van terminale patiënten naast zich neer te leggen. De medisch-ethische commissie noemde dat in haar jaarverslag van 2004 schokkend en vindt dat iets dergelijks niet door de beugel kan.

„In het geruchtencircuit doen verhalen over specialisten die euthanasie zo veel mogelijk vermijden al heel lang de ronde”, zegt Kimsma. „Dit voorval in Rotterdam bevestigt dat dit inderdaad klopt.”

Volgens Kimsma is het zaak dat er helderheid komt over de motieven van artsen om euthanasie te weigeren. „Dat ze het laten uit vrees voor strafrechtelijke vervolging gaat er bij mij niet in; zeker niet omdat veel van deze artsen wel hun toevlucht nemen tot hoge doses pijnbestrijding. Een arts die onder het mom van pijnbestrijding in de terminale fase iemands leven bekort, heeft in Nederland juridisch gezien veel meer te duchten dan iemand die euthanasie uitvoert en zich daarbij aan de regels houdt.”

Gemakzucht is volgens Kimsma een betere verklaring. „Euthanasie is een tijdrovende interventie. Het invullen van formulieren en het overleggen met externe deskundigen zijn zaken die door specialisten als één groot circus worden beschouwd. Daar komt bij dat voor palliatieve sedatie geen tweede arts hoeft te worden geraadpleegd.”

Hoe nauwlettend het openbaar ministerie het handelen van artsen omtrent palliatieve sedatie volgt, blijkt onder andere uit de slepende rechtszaak tegen de Bredase basisarts en anesthesist Peter Vencken. Enkele jaren geleden bracht Vencken een bejaarde patiënt die in zijn eigen speeksel dreigde te stikken in slaap door het toedienen van morfine. Toen deze man kort daarop overleed, werd Vencken door het OM aangeklaagd wegens moord.

Inmiddels heeft zowel de Hoge Raad als het Centraal Medisch Tuchtcollege uitgesproken dat Venckens handelen volledig valt onder de noemer van verantwoorde pijnbestrijding. Terecht, oordeelt Kimsma, „al ben ik wel beducht dat door deze rechtsgang nog onduidelijker wordt wat onder een goede palliatieve sedatie moet worden verstaan: iemands lijden verzachten zonder de intentie zijn leven te beëindigen.”

Dat het sederen van terminale patiënten niet heeft geleid tot hun dood, valt volgens Kimsma nooit onomstotelijk te bewijzen. „Sommige patiënten overlijden enkele uren na het toedienen van palliatieve sedatie, bij anderen treedt de dood pas na weken in, of zelfs na een maand.”

Op dit moment houdt een werkgroep onder leiding van de Groningse ethica prof. dr. M. Verkerk zich bezig met het vaststellen en autoriseren van de medische richtlijnen omtrent palliatieve sedatie. Kimsma waardeert dat, maar vindt niet dat de overheid door deze werkgroep in te stellen impliciet erkent de mogelijkheden van palliatieve sedatie te lang genegeerd te hebben.

Toch noemde de Nijmeegse hoogleraar Crul het deze week bijzonder onlogisch dat we in Nederland eerst euthanasie hebben geregeld en ons nu pas gaan bezighouden met palliatieve sedatie.
„Het Nederlandse debat over levensbeëindiging is anders verlopen dan in veel andere landen, dat is zeker. Het is begonnen met het arrest-Postma in 1974, waarin de rechter bepaalde dat actieve levensbeëindiging door artsen in beginsel mogelijk moet zijn. Door die uitspraak heeft het accent in Nederland altijd gelegen op de vraag: Maar hoe ver mag de arts rond euthanasie dan precies gaan?

In landen als Duitsland en Amerika heeft men gezegd: Kwesties rond euthanasie laten we zo veel mogelijk rusten. Eerst kijken we hoe ver we met die palliatieve zorg kunnen gaan. Kijk je echter naar de zorg voor kankerpatiënten -en het verbaast me dat Crul dat er niet bij zegt-, dan kun je niet zeggen dat die in Amerika beter is. Nederlandse oncologen indiceren patiënten met botuitzaaiingen vanuit palliatief oogpunt voor bestraling. In Amerikaanse hospices worden deze patiënten echter zonder bestraling aan de morfinepomp gelegd, waar ze veelal binnen 72 uur overlijden, omdat de overheid deze hospices geen geld voor bestraling ter beschikking stelt.”

Maar hoeveel belangstelling zullen Nederlandse artsen nu nog gaan ontwikkelen voor palliatieve sedatie? Het pad van euthanasie is voor ze geëffend; dat is toch veel makkelijker dan?
„Ik geef toe dat het even geduurd heeft, maar inmiddels begint ook in Nederland de belangstelling voor sedatie te groeien. Enkele jaren terug zei de Amsterdamse huisarts Joke Groen al tegen NRC: „Als ik meer van palliatieve sedatie had geweten, had ik me bij meerdere patiënten wel drie keer bedacht voor ik hun euthanasieverzoek inwilligde.” Dat zegt toch genoeg.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer