De belangrijkste punten voor de korpsbeheerders en –chefs zijn de lokale verankering van het gezag, de versterking van het regionaal bestuur, de koppeling van de politie aan de veiligheidsregio en de aandacht voor de professionele positie van de korpschef. Ook de besturing van de politie als concern, zonder dat dat een nationale politie tot gevolg heeft, heeft de instemming van de korpsbeheerders en –chefs.

De politiebazen betreuren alleen het vervallen van de functie van korpsbeheerder. Zij vinden een nauwe samenhang tussen gezag en beheer essentieel voor de lokale verankering van de politie.

Voorzitter van het Korpsbeheerdersberaad, de Amsterdamse burgemeester J. Cohen: „Wij hebben gezegd dat het huidige bestel moet worden doorontwikkeld. Nu wordt echter voorgesteld de samenhang tussen gezag en beheer uit elkaar te trekken". Volgens Cohen is dat geen goede zaak, omdat gezag en beheer niet of nauwelijks te scheiden zijn. „De middelen zitten in het beheer", aldus Cohen. Hij voorziet problemen voor het gezag, als de middelen daarvoor in andere handen komen te liggen.

Het college van procureurs–generaal verwacht dat met de inrichting van één concern Nederlandse politie „met een onafhankelijk concernbestuur dat opereert zonder last of ruggespraak" de slagkracht van de politie zal toenemen.

Politievakorganisatie ACP is eveneens tevreden over het rapport. „Wij zijn blij voor onze eigen mensen", zegt voorzitter G. van de Kamp. „De commissie is tevreden over het werk van de politie op de werkvloer. Daar wil men weinig aan veranderen en dat is een goede zaak voor de politiemensen".

Hij vindt dat de commissie–Leemhuis de vinger „precies op de zere plek" heeft gelegd. „De aansturing ging niet goed en daarin hadden de korpsbeheerders een belangrijke rol", meent Van de Kamp. „Die worden in het plan dan ook weggehaald. Het rapport sluit goed aan bij de praktijk".

Volgens ondernemingsorganisatie VNO–NCW komt de stuurgroep in grote mate tegemoet aan haar wensen. „Het concernmodel biedt de mogelijkheid voor het stellen van landelijke prioriteiten, meer samenhang tussen de korpsen en een betere balans tussen centrale en decentrale aanpak van de criminaliteit tegen het bedrijfsleven".