Dat zei de toenmalig plaatsvervangend commandant van de landmacht, generaal Van Baal, donderdag in het getuigenproces van nabestaanden van de slachtoffers van Srebrenica. Volgens Van Baal was dit „de analyse” die de Franse generaal maakte tijdens een spoedberaad kort na de val van de moslimenclave.

Van Baal was bij dat beraad aanwezig, samen met de toenmalige chef defensiestaf, Van Breemen. Hij legde donderdag tijdens de zitting niet uit waarom Janvier dacht dat ook andere moslims dan de Bosnische Serviërs een bedreiging konden vormen voor de moslims uit Srebrenica.

Om de evacués tegen een reactie van de plaatselijke moslimbevolking te beschermen, wilde Janvier een extra bataljon inzetten tussen Zvornik en Tuzla. De Franse generaal, maar ook de Nederlandse defensietop, ging er toen nog van uit dat de vluchtelingenorganisatie van de VN de evacuatie van de circa 25.000 vluchtelingen uit de moslimenclave zou organiseren.

Die overtuiging werd twee dagen na de val van de enclave, op 13 juli 1995, de grond ingeboord, toen Mladic volkomen onverwacht met bussen en vrachtwagens kwam aanzetten voor het vervoer van de vluchtelingen. Nederland had zich tot dan toe nooit bemoeid met het vraagstuk transportmiddelen, omdat dat volledig op het bordje van de VN lag, zei Van Baal.

De huidige inspecteur-generaal van de krijgsmacht was de op een na laatste getuige die de Amsterdamse advocate Zegveld had opgeroepen namens de van oorsprong Bosnische families Mustafic en Nuhanovic. Doel van de ondervragingen is vast te stellen of de Nederlandse staat nalatig is geweest bij de bescherming van de moslimbevolking van Srebrenica. Na de val van de enclave werden naar schatting 7500 mannelijke moslims door het Bosnisch-Servische leger vermoord.