De genenbank is een project van natuurbeheerder Staatsbosbeheer en de Stichting Bronnen. Deze stichting wil alle zeldzame inheemse bomen en struiken behouden. De opdracht kwam van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dat departement heeft internationale afspraken gemaakt om voor extra soorten planten en dieren te zorgen.

De genenbank richt zich op alle inheemse bomen- en struikensoorten die zich na de laatste IJstijd op eigen kracht in Nederland en omstreken hebben gevestigd en verspreid. Een Amerikaanse eik hoort daar niet bij, omdat die is geïmporteerd. De zeldzame zomerlinde, de wilde appel en de kraagroos komen wel in aanmerking. Na vijf jaar moeten die bomen en struiken geschikt zaad hebben om nakomelingen mee te kweken. „Een zaadgaard”, noemt Ketelaar dat.

Volgens de ecoloog is het aanleggen van de genenbank een immens werk. Van veel soorten bestaan er op dit moment nog maar een paar individuele, levende exemplaren. Die eenlingen zijn stuk voor stuk opgezocht en in kaart gebracht. Van de wilde peer bleken er in Nederland nog maar vijf te vinden. Ketelaar: „Die is om die reden lastig om erbij te krijgen.”

Hoewel de officiële opening pas voor september staat gepland, heeft het project al belangstelling in Duitsland en België opgewekt. Ketelaar vindt de genenbank ook een belangrijke ontwikkeling. „We hebben hier soms onze mond vol over de kap van het tropische regenwoud, maar eigenlijk doen we hier al 2000 jaar hetzelfde. En nog steeds sneuvelen er soms zeldzame soorten omdat de mens hun natuurlijke omgeving aantast.”