De stoet van Prinsjesdag wordt gevormd door poppen en namaakpaarden. De uniformen zijn evenwel echt en net als de koets uitgeleend door de Koninklijke Stallen en het hof. Het gaat om de pakken van de Grenadiers, de Jagers, de Koninklijke Marechaussee, de Cavalerie Ere-escorte, het Korps Landelijke Politiediensten en de lakeien.

De gouden koets werd nooit eerder in Den Haag geëxposeerd, terwijl het rijtuig daar toch altijd op een steenworp afstand van de Grote Kerk in de stallen staat. Het wonderlijke vervoermiddel werd wel eerder tentoongesteld in Amsterdam, in Apeldoorn, in Rotterdam en in Drunen. Ook werd de gouden koets in 1949 per schip door Nederland vervoerd, langs een groot aantal steden. „Het gerucht ging toen, zo vlak na de oorlog, dat de gouden koets er niet meer was, dat hij geroofd was. Die reis per schip was bedoeld om het tegendeel te bewijzen”, aldus Thijs van Leeuwen, projectleider Koninklijke Residentie van de gemeente Den Haag.

Een ander opvallend tentoonstellingsonderdeel is een dinertafel, volgens de samenstellers gedekt zoals tijdens het bezoek van de president van Letland. Verder zijn er enkele geschenken die de Koningin ontving van buitenlandse staatshoofden, zoals een kleine zilveren replica van de Indonesische tempel Borobudor, een geschenk van oud-president Suharto. Van Nelson Mandela is er een schaal. Paus Johannes Paulus II schonk de vorstin een facsimile van de prachtig geïllustreerde ”Divina Comedia” van Dante.

Van Beatrix’ eigen hand is er een geboetseerde kop te zien van Alfred Moser (1905-1979), voorvechter van de Europese zaak en steun en toeverlaat van Beatrix bij de introductie in Nederland van Claus. Van haar ceremoniemeester Gilbert Monod de Froideville is diens staf aanwezig, waarmee hij de vorstin bij belangrijke gebeurtenissen voorgaat.