Rechter behandelt zaak stoeptegelgooiers
De rechtbank in Den Haag buigt zich woensdag over het stoeptegelincident in Rijswijk. Vier mannen worden ervan verdacht op 9 januari vanaf een viaduct over de A4 bij Rijswijk een stoeptegel naar beneden te hebben gegooid. Deze ging door de voorruit van een auto en trof een 30–jarige automobiliste uit Uden. De vrouw overleed later in het ziekenhuis aan haar verwondingen.
De vier mannen uit Rijswijk, twee 18–jarigen, een 19–jarige en een man van 23, worden verdacht van moord danwel doodslag. Ook verwijt het Openbaar Ministerie het de mannen dat ze na het gooien van de steen geen hulp hebben gezocht en het slachtoffer in hulpeloze toestand hebben achtergelaten.
Bovendien wordt het viertal verantwoordelijk gehouden voor het gooien van een zak puin van een ander viaduct boven de A4, ook op 9 januari. De zak belandde op een vrachtwagen, maar die chauffeur kwam met de schrik vrij.
De politie had na het incident moeite om de verdachten te vinden. De aanhoudingen volgden ruim een week later, na een tip van een getuige. De 18–jarige Davy V. (Vermeulen) heeft als enige bekend bekend dat hij een stuk steen heeft laten vallen. Dat zou hij samen met een andere verdachte hebben gedaan. De derde en vierde verdachte zouden in een auto verderop hebben zitten wachten.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) onderzocht de stoeptegel op DNA van de verdachten, maar dat is niet aangetroffen. Wel vond het NFI bloed en een haar van het slachtoffer op de tegel.
Hoewel de Haagse forensisch–psychiatrische dienst had geadviseerd het viertal voor onderzaak naar het Pieter Baan Centrum (PBC) te sturen, legde de rechtbank dat advies naast zich neer. De deskundigen van de dienst meenden dat het groepsproces een essentiële rol heeft gespeeld bij het misdrijf. Opname in de justitiële observatiekliniek kan alleen als onderzoek naar de geestesvermogens noodzakelijk is. Volgens de rechtbank was dat bij drie van de vier verdachten niet het geval.