Anti-joodse scheldwoorden op het station
„Dertig jaar geleden werd ik nooit nagescholden. Nu regelmatig. Afgelopen dinsdag nog, op het station in Amersfoort.”
Rabbijn B. Jacobs waarschuwde donderdagavond tijdens een Israël-manifestatie in Den Haag tegen het toenemende aantal uitingen van antisemitisme. „Na de holocaust zei mijn vader: Dit zal nooit meer gebeuren. Maar later was hij daar niet meer zo zeker van. Op zijn sterfbed zei hij: Het kan toch wel weer gebeuren. En eerder waarschuwde hij al: Zorg dat je altijd geld in huis hebt. Voor het geval je moet vluchten.”
De Amersfoortse rabbijn, voorzitter van het Interprovinciaal Opperrabbinaat, sprak donderdagavond in de Grote Kerk in Den Haag tijdens de manifestatie ”Stop antisemitisme.” Deze was georganiseerd door een aantal joodse en christelijke organisaties en markeerde ook het 25-jarig bestaan van Christenen voor Israël.
Aan de bijeenkomst ging een stille tocht vanaf het Malieveld vooraf. Voorzitter ds. J. de Vreugd van Christenen voor Israël overhandigde gistermiddag op het Binnenhof 57.000 handtekeningen aan de kamerleden Mosterd (CDA), Rouvoet (CU) en Herben (LPF), met het verzoek zich in te zetten voor de vrijheid, het welzijn en de veiligheid van het joodse volk.
„Antisemitisme is al heel oud”, zei rabbijn Jacobs. Hij citeerde de burgemeester van Berlijn die in de achttiende eeuw steevast de eerste avond van het joodse paasfeest bijwoonde. Elk jaar hoorde hij het jongste kind vragen waarin deze avond van de andere verschilde. „Waarom vraagt hij dat nú, en niet als de joden tijdens het Loofhuttenfeest hun huizen verlaten?” wilde de burgemeester weten. „Een jood is niet verbaasd als hij zijn veilige omgeving moet verlaten”, antwoordde de rabbijn. „Maar als een kind ziet dat de jood zorgeloos en in vrijheid achterover kan leunen, zoals vanavond, dán is hij verbaasd.”
De tekst ”Stop antisemitisme” stond gisteren tijdens de stille tocht op een groot spandoek en prijkte in de kerk achter het Hollandkoor, dat de avond opluisterde. „Dit betekent veel voor me”, zei de Israëlische ambassadeur, E. Margalit. „Vorige maand herdachten we de slachtoffers van de oorlog en eerden we degenen die hun leven riskeerden om dat van, vaak onbekende, anderen te redden. Die menselijke waarden vormen de ruggengraat van uw land. Uw land is de afgelopen jaren door moeilijke tijden heengegaan. Nederland blijkt open te liggen voor dezelfde kwade machten die ook Israël benauwen. Extremistische moslims strijden tegen de politieke en de religieuze vrijheid. Ze bedreigen de wortels van onze democratische samenleving.”
Er is echter ook een andere vorm van antisemitisme, zei Margalit. „Ik blijf me verbazen over mensen die Israël voortdurend bekritiseren, terwijl je hen niet hoort over landen die de mensenrechten schenden.”
CU-kamerlid Huizinga-Heringa citeerde kersverse immigranten die ze enkele weken geleden in Israël sprak. Velen van hen kwamen uit Frankrijk. Ze hadden hun land niet om economische redenen verlaten, maar vanwege het toenemende antisemitisme.
„Al is het in Nederland nog niet zo erg, via internet komt de vreselijkste rotzooi de huiskamers binnen. We moeten de geschiedenis van de holocaust blijven vertellen, op álle scholen, ook als er leerlingen zijn die daar weerstand tegen bieden. Wie de geschiedenis niet kent, is gedoemd haar te herhalen. De ontkenning van genocide moet strafbaar zijn, niet alleen het ontkennen van de holocaust, maar ook dat van de Armeense volkerenmoord.”
SGP-leider Van der Vlies pleitte voor blokkade van Arabische zenders als hun antisemitische boodschappen in Nederland te ontvangen zijn. Hij wees op recente uitingen van antisemitisme in Nederland. „Het probleem is dat het geen verdacht pakketje is dat je door het explosievenopruimingscommando onschadelijk kunt maken. Antisemitisme zit tussen de oren. Daarom is preventief beleid nodig. De geschiedenis van de joden moet aandacht krijgen in het onderwijs en tijdens inburgeringscursussen.”
Die oproep werd onderstreept door drs. I. A. Kole. „Het onderwijs heeft daarbij de steun nodig van gezinnen, jeugdwerk en catechese. Merken ze aan ons liefde voor Israël?”
Van der Vlies en Kole wezen op de boodschap van christenen voor het joodse volk. „Elk schepsel heeft de genade van Christus nodig”, zei Kole. „Hij is opgestaan. Hij is de biddende en dankende Hogepriester.”