Kritische vragen over SGP-visie op vrouw
De rechter stelde de SGP dinsdag kritische en indringende vragen over haar vrouwenstandpunt. Als de uitspraak in die lijn ligt, zou de rechtbank weleens kunnen oordelen dat de SGP vrouwen moet toelaten als volwaardig lid. De advocaat van de staatkundig gereformeerden ziet de uitspraak echter met vertrouwen tegemoet.
Het Proefprocessenfonds Clara Wichmann daagde dinsdag de SGP voor de civiele rechter omdat de partij weigert vrouwen als lid toe te laten. De eis luidt dat daar binnen vier maanden na uitspraak verandering in moet komen, anders volgt er een dwangsom. De vier maanden zijn bedoeld om de partij in de gelegenheid te stellen de statuten vrijwillig te wijzigen. Uiterlijk 7 september spreekt de Haagse rechtbank het vonnis uit.
Toen de advocaat van de SGP, mr. drs. S. O. Voogt, zijn verweer voerde tegen de verwijten die het proefprocessenfonds op tafel legde, stelde rechtbankpresident, mevrouw mr. Dozy, een aantal pittige vragen met kritische ondertoon. Op het moment dat het Proefprocessenfonds Clara Wichmann het pleit voerde, bleven vragen achterwege.
De rechtbankpresident wilde van de SGP weten of vernietiging van het besluit om vrouwen te weigeren als volwaardig lid, de partij wel in problemen brengt. Als er geen vrouwen zijn die zich aanmelden als lid, zoals de partij steeds zegt, is er toch niets aan de hand?, zo luidde de strekking van haar eerste vraag.
Voogt antwoordde daarop dat uit de geloofsopvatting van de SGP voortvloeit dat vrouwen het regeerambt in kerk en overheid niet toekomt. Als de rechtbank de partij dwingt om het vrouwenbesluit terug te draaien, beknot ze op onaanvaardbare wijze het recht op vrijheid van godsdienst, vereniging en politieke meningsuiting van deze groep. Het bestaansrecht van de partij komt dan in het geding.
Maar, zo vroeg de rechter verder, als de SGP dan tegen het lidmaatschap van vrouwen is, hoe gaat ze dan om met het kleine groepje vrouwen dat nu al lid is? „Levert dat geen risico’s op voor het functioneren en het bestaan van de partij?”
Voogt legde uit dat het kleine groepje Haagse vrouwen een uitzondering is. Ze zijn ingeschreven op het moment dat dat nog niet expliciet verboden was. De partij heeft besloten hen niet te royeren. Dat is juridisch ook erg lastig.
„U had ook kunnen besluiten om alle vrouwen toe te laten en hun ook stemrecht te geven”, zo suggereerde de rechter vervolgens. SGP-voorzitter Kolijn bracht daar tegenin dat het lidmaatschap van de Haagse vrouwen flinke commotie in de partij teweegbracht en op principiële bezwaren stuitte.
Voogt voegde eraan toe dat een eventueel besluit van de rechter om de SGP te verplichten vrouwen op te nemen, een breuk met de traditie betekent. „Daarmee komt een eind aan een eeuwenlange Nederlandse traditie van godsdienstvrijheid waarbij verschillende overtuigingen naast elkaar leven.”
De vragen van de rechter zouden erop kunnen duiden dat ze erg kritisch is over het huidige vrouwenstandpunt van de SGP. Advocaat Voogt is echter optimistisch gestemd over de afloop van de zaak. Hij denkt dat het Proefprocessenfonds Clara Wichmann en de vrouwenorganisaties die de aanklacht steunen, geen voet aan de grond krijgen.
„De eerste hobbel die ze moeten nemen is de ontvankelijkheid. De tegenpartij zegt te handelen vanuit het algemeen belang, maar dat zeggen ze alleen maar omdat ze geen SGP-vrouw konden vinden die een eigen belang heeft.”
De aanklagers zijn van mening dat hun klacht wel ontvankelijk is. Volgens de advocaten van het Proefprocessenfonds, Barkhuysen en Van Maanen, mogen sinds enkele jaren organisaties die opkomen voor het algemeen belang, ook procederen voor specifieke groepen of belangen. Als voorbeeld noemden ze gisteren de milieubeweging.
Als de Haagse rechtbank de aanklagers wel ontvankelijk verklaart, dan moet de rechter de zaak ook inhoudelijk gaan bekijken. De advocaten van het proefprocessenfonds stelden gisteren tijdens de zitting dat het discriminatieverbod van vrouwen, zoals vastgelegd in nationale en internationale regels, doorslaggevend is in deze discussie. Volgens hen is het simpel: Een restaurant dat geen islamieten wil, discrimineert alle moslims, ook degenen die er niet willen eten. Zo discrimineert de SGP ook alle vrouwen.
Voogt bracht daar tegenin dat in het geval van de SGP, naast het discriminatieverbod, ook de klassieke vrijheidsrechten van godsdienst en vereniging in rekening moeten worden gebracht. Dat is bij het voorbeeld van het restaurant niet het geval. In de zaak van de SGP moet de rechter een afweging maken tussen grondrechten.
Voogt oordeelde dat de rechter, in lijn met eerdere vonnissen -onder andere over de homo-uitspraken van oud-ChristenUnie-leider Van Dijke-, moet uitspreken dat in het geval van de SGP de vrijheid van godsdienst en vereniging uitgaat boven het discriminatieverbod.
Als de rechter het proefprocessenfonds in het gelijk zou stellen, moet ze ook een van de aanklagers, de FNV-Vrouwenbond, aanpakken: „Die discrimineert omdat ze geen mannen toelaat.”