Rechtbank sluit onderzoek in emotioneel dossier
De rechtbank in Den Haag heeft dinsdag het onderzoek afgesloten in de zaak van de gedode peuter Savanna uit Alphen aan den Rijn. Een emotioneel dossier, met hartverscheurende details over het kind dat ondervoed was en werd mishandeld tot zij daaraan stierf.
Het Openbaar Ministerie (OM) beschuldigt de moeder, Sonja de J. (33), en haar man Mario B. (27) van het plegen van zware mishandeling die de dood tot gevolg had.
Het OM eiste drie jaar cel tegen de moeder en twee jaar tegen de man. Beiden moeten volgens officier van justitie I. Degeling gedwongen verpleegd worden in een tbs-kliniek. Bij beide verdachten heeft het Pieter Baan Centrum (PBC) ernstige persoonsstoornissen gevonden, waardoor zij als sterk verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
De geëiste gevangenisstraffen zijn in verband met die geestelijke ziekten relatief laag. Als de rechtbank besluit De J. en B. inderdaad tot tbs te veroordelen, zou het beste zijn als zij een langdurige behandeling krijgen, die jaren duurt. Dat adviseerde het PBC.
Aanklaagster Degeling hield bij het presenteren van de strafeisen rekening met dit advies. Ze liet de verdenking van doodslag, waarop een hogere straf staat dan op zware mishandeling, vallen omdat De J. en B. niet wisten wat ze deden. Ze realiseerden zich bijvoorbeeld niet dat het levensgevaarlijk was om een washandje in de mond van Savanna te duwen om haar stil te krijgen. Verder hadden zij volgens het OM niet de intentie het kind te doden. De dingen die zij deden waren bedoeld om Savanna op te voeden of te straffen.
Savanna stierf op 20 september waarschijnlijk aan zuurstofgebrek dat werd veroorzaakt door zo’n washand in haar mond. Sonja de J. had een verband om Savanna’s hoofd gebonden zodat zij de prop er niet uit kon halen. Samen met een verkoudheid en een slechte lichamelijke conditie was dat meer dan het kind op dat moment aankon.
Politieagenten vonden Savanna’s dode lichaam in de kofferbak van de auto waarmee De J. en B. naar Holten in Overijssel waren gereden. Volgens het OM wilden ze daar ergens het lijkje begraven. Het was een schokkende ervaring voor deze agenten, zei de officier van justitie. Het kind was op de dag dat ze dood ging 3,5 jaar oud en woog nog geen 11 kilo. De patholoog-anatoom concludeerde dat ze ernstig ondervoed was.
Het ging eigenlijk vanaf het begin niet goed met Savanna. Toen ze elf maanden oud was, plaatste de Kinderbescherming haar uit huis. In de opvang fleurde ze volgens haar mentor zienderogen op. Na vier maanden mocht ze naar huis, als haar moeder zich aan diverse regels zou houden. Meer dan tien hulpinstanties en rond de twintig hulpverleners kwamen de jaren daarna bij Sonja de J. over de vloer. Ondanks dat zij zich niet aan de voorwaarden hield, haalde niemand Savanna meer uit huis.
Ook de gezinsvoogd nam die stap niet. Het OM onderzoekt nog of de voogd vervolgd kan worden wegens nalatigheid of dood door schuld. De beslissing over deze zaak valt naar verwachting in het najaar. Dan komt ook de derde verdachte in de zaak-Savanna voor de rechter. Het gaat om Reffles M. (Mulders) een ex-partner van De J.
De dood van Savanna heeft de rechtsorde zeer geschokt, zei officier Degeling. Inwoners van Alphen toonden zich verbijsterd, media hadden er lang en veel aandacht voor, er werden Kamervragen over gesteld en de Inspectie Jeugdzorg schreef een rapport. In dat rapport kwam naar voren dat de jeugdzorg slecht functioneerde. Gezinsvoogden hebben te veel zaken, komen om in papierwerk en instanties communiceerden slecht met elkaar.
Sonja de J. greep deze kritiek aan en verwees ernaar in haar laatste woord voor de rechtbank. Ze vindt het vreemd dat zij als enige de schuld krijgt, „terwijl er 22 hulpverleners waren die ook niks hebben gedaan”. Wel toonde ze in haar woorden berouw over wat met Savanna is gebeurd. „Als ik had geweten dat ze doodging, had ik nooit iets in haar mond gedaan. Ik wilde alleen maar dat ze ophield met schreeuwen, want daar werd ik bang van. Ik rouw om haar. Ik kan helaas niet terudraaien wat er is gebeurd, al wou ik dat ik het kon”.
De rechtbank doet 21 juni uitspraak.