R. wordt verdacht van openlijke geweldpleging en het rijden onder invloed. Ruim drie jaar geleden mishandelde R. in Bunschoten een vishandelaar. R. had gehoord dat deze zijn kleinkinderen had verboden om in de winkel te komen, omdat R. daar ook kwam. R. wilde van het slachtoffer weten of dit gerucht waar was. Hij bekende tegenover de politie dat hij de man had geslagen.

De vader van de kinderen ontkende tegenover de verdachte het gerucht. R. wilde vervolgens om diens marktplaats wedden dat het gerucht echt waar was. R. riep zich vervolgens uit tot winnaar van die weddenschap en eiste de standplaats of 50.000 gulden. „Anders bestaat maandag je zaak niet meer”, zou de verdachte hebben gezegd. De vishandelaar weigerde op de dreigementen in te gaan en stapte naar de politie.

R. was ook afpersing en bedreiging ten laste gelegd. De officier van justitie begreep dat de woorden van R. bijzonder intimiderend en bedreigend konden zijn geweest. De uitlatingen waren in de ogen van de officier echter onvoldoende voor een veroordeling wegens afpersing.

De rechter was het daarmee eens. De straf viel nog lager uit omdat het al zo lang geleden was en R. in de tussentijd al een keer voor andere feiten is veroordeeld.