„Er zijn veel deuren opengegaan”
Het Protestants Instituut voor Zendingsstudies (PMTI, volgens de Engelse afkorting) in Boedapest bestaat vrijdag tien jaar. Directeur dr. Anne Marie Kool beschouwt het instituut vooral als een instrument in Gods handen. „Zending is het zaaien van Góds zaad, het is Zijn werk. Dat geeft een onvoorstelbare troost - omdat wij het niet zelf hoeven te maken.”
Het instituut is gevestigd aan het historische Calvijnplein in Boedapest, midden in het centrum van de Hongaarse hoofdstad. De instelling ontstond tien jaar geleden als gezamenlijk initiatief van de hervormde (gereformeerde) en lutherse kerken en van de Gaspar Karoli Universiteit in Boedapest. In het vooroverleg speelde de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) een belangrijke rol.
Dr. Kool promoveerde in 1993 op de hervormde en lutherse zendingsgeschiedenis in Hongarije en werd in oktober van dat jaar uitgezonden als zendingswerkster voor de GZB. Ze is nu hoogleraar missiologie aan de theologische opleiding (PRTA) in Papa en geeft onder meer gastcolleges aan de theologische faculteit van de Gaspar Karoli Universiteit. Ook begeleidt zij Hongaren die willen promoveren op een missiologisch onderwerp en geeft zij leiding aan het postdoctorale programma missiologie, dat verbonden is aan de PRTA en aan de universiteit van Zuid-Afrika.
Zending behelst de roeping om missionaire gemeente te zijn en de gemeenteleden toe te rusten om getuige te zijn van Jezus Christus, zegt dr. Kool. „Er zijn de afgelopen vijftien jaar in Hongarije ontstellend veel deuren opengegaan voor de verkondiging van het Evangelie. Vaak ontbrak het aan een toegerust kader. Door het vaak sterk predikantgerichte karakter van de kerk zie ik om me heen veel predikanten die eigenlijk aan het eind van hun Latijn zijn. Er is in het postcommunistische tijdperk een nieuwe situatie ontstaan, waarin de kerk haar weg moet vinden. Veel Hongaarse christenen vinden het moeilijk anderen aan te spreken als het gaat om de boodschap van het Evangelie. Een van mijn studenten merkte pas op dat ze eigenlijk geen enkele rand- of buitenkerkelijke in haar vriendenkring heeft.”
Er groeit in de Hongaarse kerken een bewustzijn voor een heel moeilijk zendingsveld dicht bij huis, constateert dr. Kool, namelijk voor de groep van ongeveer 600.000 tot 1 miljoen zigeuners (Roma). „De eerlijkheid gebiedt wel te zeggen dat de afgelopen jaren met name de Europese Unie Hongarije onder druk heeft gezet om zich meer met deze minderheidsgroepen bezig te houden. Helaas laat de bewogenheid voor deze minderheden in de plaatselijke gemeenten nog wel eens veel te wensen over. Er leven veel vooroordelen.”
Het PMTI stelt zich ten doel het missiologisch onderwijs op academisch niveau aan de verschillende theologische onderwijsinstellingen te bevorderen. Ook wil het de plaatselijke kerkelijke gemeenten assisteren in de bezinning op hun plaats en roeping in de Hongaarse samenleving. „Dr. Janos Bütösi, die jarenlang voorzitter was van het bestuur, vergeleek de doelstellingen van het instituut met een stoel met vier poten. We houden ons bezig met missiologisch onderwijs, missionaire toerusting van de gemeente, het ontwikkelen van een zendingsbibliotheek en de opleiding van zendingswerkers. De groei van deze vier poten is in de tien jaar niet altijd gelijkmatig geweest, omdat de benodigde middelen niet altijd voorhanden waren. Het is erg belangrijk dat de taken steeds met elkaar in balans blijven.”
Een van de doelstellingen van het zendingsinstituut is de opleiding van zendingsarbeiders die in een andere cultuur gaan werken. Het was, aldus Kool, een historisch moment toen enkele jaren geleden een echtpaar dat aan het PMTI had gestudeerd naar India ging als zendingswerker. „Maar eigenlijk beschouw ik een predikant die zich bezighoudt met het werk onder zigeuners ook als een zendingswerker. Er is nog veel werk te verzetten.”
In de afgelopen jaren zijn goede contacten ontstaan met andere docenten missiologie in Midden- en Oost-Europa. De anderhalf jaar geleden opgerichte organisatie voor missiologen in Midden- en Oost-Europa (CEEAMS) organiseerde vorig jaar een eerste conferentie, maar moet verder feitelijk nog gestalte krijgen. „De praktijk is dat iedereen druk is met zijn eigen opleiding. Energie steken in samenwerkingsprojecten is moeilijk gebleken. Het bij elkaar komen of het opzetten van een theologisch tijdschrift is een kostbare zaak. Maar áls je bij elkaar komt, ontdek je hoeveel gemeenschappelijks je hebt, ondanks de grote verschillen in afkomst en etniciteit, en dat je veel van elkaar kunt leren. Dat is natuurlijk ook de zegen van het behoren tot de wereldwijde kerk van Jezus Christus.”
Voor het eerst in de geschiedenis van het PMTI is begroot dat 50 procent van de financiën van het instituut vanuit het binnenland wordt gedragen. Uit Nederland dragen de GZB en de stichting Hulp Oost-Europa (HOE) bij. Verder komt er ondersteuning vanuit Duitsland en de Verenigde Staten. Dr. Kool vindt de bijdragen uit Hongarije zelf heel belangrijk. Zo’n 300 gemeenteleden of gemeenten storten min of meer regelmatig hun bijdrage als vriend van het instituut. „Het geld blijft altijd een moeilijk punt. We hebben nu één maand reserve, en dat is niet veel”, zegt zij.
Het instituut bevindt zich op dit moment in een reorganisatie. Het bestuur heeft een business manager aangesteld, waardoor dr. Kool helemaal is vrijgesteld voor de academische kant van het PMTI: het missiologisch onderwijs. Ook heeft de GZB besloten om haar contract met vijf jaar te verlengen. „Het vervult mij met een gevoel van dankbaarheid dat ik dit werk mag doen sinds ik in 1993 voor de tweede keer in Hongarije ben gekomen. Terugziende beschouw ik mijn aanwezigheid sinds 1987 als een groot voorrecht. Maar ik realiseer me vaak dat zending ook iets heeft van een kruisweg, in de navolging van Christus. De Hongaarse maatschappij lijdt nog erg onder het niet verwerkte verleden. Dat heeft natuurlijk zijn uitwerking op de onderlinge relaties in Hongarije. Om een beeld te gebruiken: het is niet voldoende als we verpleegsters opleiden, dat we ons bezighouden met missionaire toerusting van gemeenteleden. We hebben goede artsen nodig, die vooral de goede diagnose kunnen vaststellen. We leven nu in Hongarije in een overgangssituatie, waarin je de schaduwen van het verleden nog overal tegenkomt en waarin predikanten en gemeenteleden zich moeten verdiepen in de specifieke problemen en vragen, van hun eigen situatie, vanuit bijbels perspectief. Daarbij kunnen zij veel leren van bijvoorbeeld de niet-westerse kerken. Alleen zo zijn zij in staat om het Evangelie op een begrijpelijke manier door te geven en om gemeenten beter toe te rusten om open, getuigende gemeenschappen te zijn.”