“Telefoonterroristen” verwerpen kritiek
De werkgeversorganisaties van Nederlandse callcenters wijzen kritiek van parlementariërs en de Consumentenbond op hun handelwijze af.
Dat bleek dinsdag tijdens een bijeenkomst op het hoofdkantoor van de Consumentenbond in Den Haag over ‘telefoonterreur’ door ondernemingen.
De bond bepleit een goed werkend register voor mensen die niet gebeld willen worden door bedrijven. Op hun beurt moeten deze bedrijven wettelijk worden verplicht zich bij het register aan te sluiten.
De aanbevelingen vloeien voort uit de resultaten van het meldpunt „Stop Telefoonterreur" van de Consumentenbond. Eind maart reageerden in een paar dagen tijd 6700 mensen op een oproep om klachten te melden.
D66-kamerlid L. van der Laan vindt dat de branche binnen een half jaar moet komen met een eigen plan van aanpak. Bij onvoldoende resultaten wil ze nieuwe regels gaan opleggen, met hogere boetes bij overtredingen. Van der Laan: „Er moet een stevige stok achter de deur zijn". R. Algra, Tweede Kamerlid voor het CDA, liet zich in soortgelijke bewoordingen uit.
De werkgevers in de callcenterbranche vinden dat de Consumentenbond en de kamerleden hen veel te gemakkelijk in de verdomhoek plaatsen. „We worden neergezet als telefoonterroristen en dat is echt volkomen buiten elke proportie", zei voorzitter F. Spangenberg van de Vereniging Contactcenters Nederland (VCN). „Natuurlijk gaat het wel eens mis, maar in het algemeen is het zo dat bedrijven op een prettige manier willen communiceren met hun potentiële klanten. De veronderstelde tegenstelling tussen wat wij doen en wat consumenten willen, is er niet".
Spangenberg en zijn collega D. Bakker van de Werkgeversvereniging Callcenters (WGCC) erkennen dat iedere klacht er een teveel is, maar wijzen erop dat veel zaken al zijn geregeld in onder meer de telecomwet en de privacywet. „Op grond van de telecomwet kan toezichthouder Opta al boetes opleggen tot 450.000 euro. En wie niet meer gebeld wil worden, kan dat aangeven. Bedrijven zijn verplicht om die wens te respecteren".
De werkgevers verwijten de parlementariërs „stoer gedrag". Zij zouden goede sier maken met het onderwerp, maar discussie uit de weg gaan. „Ze hielden hun praatje en gingen direct weer weg", zei Bakker. „Jammer, want wij waren graag met hen in gesprek gegaan".