Politiek hoopt op „afgewogen oordeel” burger
Achteraf bezien lijkt de beslissing om de verkiezingen niet uit te stellen en op 15 mei zoals gepland de stembussen klaar te zetten, logisch en vanzelfsprekend. Maar aan dat besluit ging veelvuldig, intensief politiek overleg vooraf. In de bekendmaking van het besluit, hoe manmoedig ook gepresenteerd, klinkt wel degelijk twijfel en angst door over de gevolgen.
Politiek Den Haag brengt de dagen door in een onwezenlijke sfeer. Waren de topmensen van de diverse kandidatenlijsten hard bezig het adrenalinegehalte in hun bloed dag na dag tot een maximum op te voeren, plotseling valt de politieke wereld stil.
Niets hoeft meer: geen werkbezoeken, geen spreekbeurten, forums en debatavonden. Niet meer canvassen op de markt, geen belavonden meer met kiezers, geen dagelijkse persontmoetingen op de fractiekamer aan het Binnenhof. Politici kunnen overdag met hun vrouw boodschappen gaan doen en ’s avonds hun kinderen helpen met het huiswerk.
Wat in de moderne geschiedenis nog bijna nooit gebeurd is, gebeurt nu: wel verkiezingen, geen campagne. In een grote leegte koersen burger en politicus af op de beslissende datum van 15 mei.
Het besluit de zaken op deze manier aan te pakken, is logisch en achteraf bezien bijna vanzelfsprekend. De beslissende stap werd in feite al gezet toen premier Kok maandagavond aangaf bij het besluit over de verkiezingsdatum de gevoelens van de top van de LPF-lijst „ernstig te willen meewegen.” Daarna was het nauwelijks meer mogelijk iets anders te besluiten dan op 15 mei ’gewoon’ naar de stembus te gaan. „Pim hield van de democratie en dus moeten de verkiezingen volgende week woensdag doorgaan”, aldus LPF-woordvoerder Herben gisteren.
Daar komen nog inhoudelijke argumenten bij. Het eerste is dat de Grondwet maar een zeer beperkt uitstel van de verkiezingen mogelijk maakt: hoogstens tot 12 juni. De vraag is of daar veel mee gewonnen zou zijn. Als het argument is dat pas verkiezingen gehouden kunnen worden als de gemoederen bedaard zijn, ligt het voor de hand te denken dat een maand uitstel daarvoor niet veel meer geschikt is dan een week. En moet er dan een máánd lang geen campagne gevoerd worden?
Het tweede argument betreft de kwaliteit van de democratie. Zetten we niet een soort bonus op geweld als we deze gruwelijke moordaanslag gaan ’belonen’ met uitstel van de verkiezingen? vroegen politici zich gisteren hardop af. Maar het argument van de democratie boort nog dieper. Want als uitstel van de verkiezingen voortkomt uit angst voor een grote overwinning van de Lijst Pim Fortuyn, wordt het uit democratisch oogpunt wel uiterst riskant als gevestigde partijen tot dat uitstel zouden besluiten. Het verwijt van eigenbelang en willekeur ligt dan om de hoek.
Zo zit politiek Den Haag momenteel verstrikt in het net van de eigen democratische gezindheid. Want om nu te zeggen dat de grote partijen hartelijk kiezen voor het door laten gaan van de stembusstrijd op 15 mei, gaat een stap te ver. De ratio zegt ja, de emotie zegt -bij velen- nee. Dat bleek wel uit het vele overleg dat gisteren nodig was om als Nederlandse politiek eensgezind naar buiten te kunnen treden: een groot aantal gesprekken in wisselende samenstelling tussen vele betrokkenen: kabinetsleden, lijsttrekkers, kamervoorzitter, leden van LPF en een broer van de overledene.
In de uiteindelijke presentatie van het besluit klonk, zowel bij premier Kok als bij de fractievoorzitters, wel degelijk een zekere ongerustheid door over de gevolgen van het besluit, dat met zo veel pijn in het hart genomen moest worden. Het zou heel aanmatigend zijn als gezeten politici het kiezersvolk nu vertelden dat het op dit moment nog niet in staat was om te gaan stemmen, zo klonk het uit veler monden. Dat deden de dames en heren politici dus ook niet. Maar de premier rekende wel degelijk op „het vermogen van de bevolking om zich, ook in deze tijd, een zeer afgewogen oordeel te vormen.”
Of de ongerustheid over de uitslag van 15 mei terecht is, zal volgende week blijken. Peilingen geven ons in deze week geen stuur meer, aangezien ook de onderzoeksbureaus besloten hebben enkele dagen hun activiteiten te staken.
LPF-woordvoerder Herben mag dan dinsdag een groots gebaar van verzoening gemaakt hebben -„Wat ons betreft stemt iedereen op 15 mei op de partij waarop hij vóór de moord op Fortuyn ook al wilde stemmen”-, gesprekken met mensen op straat doen voor de gevestigde orde het ergste vrezen. SGP-kamerlid Van der Vlies: „De verwachting lijkt reëel dat er nog een aardige plus komt op de score die de Lijst Pim Fortuyn anders ook al gehad zou hebben.”
Het is niet zo moeilijk te verzinnen waar die „plus” zal worden weggekaapt: bij de partijen ter linkerzijde, die -terecht of juist onterecht- verweten wordt een klimaat te hebben geschapen waarin een aanslag op Fortuyn in principe mogelijk werd. De ontwikkelingen van deze week doen met name de veelgeplaagde PvdA-lijsttrekker Melkert geen goed. Hem vooral kleeft het meermalen door Fortuyn-aanhangers geuite verwijt aan een zekere verantwoordelijkheid te dragen voor de gang van zaken. Op dat verwijt valt veel kritiek te leveren. Maar het is niet onaannemelijk dat veel burgers hem na maandag nog moeilijker voor zich zien als „premier van alle Nederlanders.”