Binnenland

„Raad voor Kinderbescherming móét improviseren”

Zo realistisch mogelijk weergeven hoe het is om bij de Raad voor de Kinderbescherming te werken - dat stond Atty van Gijn voor ogen toen ze begon te schrijven. Deze week presenteert ze in boekvorm het resultaat. ”Dit is het land waar grote mensen wonen”, heet haar bundel, oftewel: tien verhalen uit de praktijk van de kinderbescherming. „Onze mogelijkheden zijn niet onbegrensd.”

4 May 2005 09:37Gewijzigd op 14 November 2020 02:31
<center> VAN GIJN <br> …voortdurend morrelen…</center>
<center> VAN GIJN <br> …voortdurend morrelen…</center>

Eindelijk heeft Atty van Gijn kunnen opschrijven dat de aanhoudende kritiek op de Raad voor de Kinderbescherming niet terecht is. Ze overwoog het al toen ze nog bij de raad werkte en dat deed ze meer dan 25 jaar.

De privacy van cliënten schenden door dossiers in de openbaarheid te brengen, dat is bij Van Gijn nooit opgekomen. Dus wachtte ze met haar weerwoord tot na 2000, het jaar van haar afscheid van de raad.

In het boek dat ze deze week presenteert, brengt ze tien praktijkverhalen in de openbaarheid. „De vorm is literair, want ik wilde geen pamflet.” De namen zijn gefingeerd en de locaties waar de gebeurtenissen zich afspeelden, zijn veranderd om elke vorm van herkenning te vermijden. Maar niet verzonnen zijn de verhalen zelf.

Er is dus echt een zaterdagavond geweest waarop Van Gijn, even na elven, werd gebeld door Britta. „Ik ben mijn tijdelijk verblijf ontvlucht en sta nu bij een benzinestation. Kunt u mij komen halen?” vroeg het probleemkind uit haar praktijk.

Van Gijn aarzelde, maar ging en zag bij aankomst helemaal niets en niemand. „Alles was donker op de lichtreclames na. Ik reed om het gebouwtje heen en drukte zacht op m’n toeter. Ergens opzij ging een deurtje open. Een stram figuurtje rende op me toe.”

Met de ontmoeting tussen Van Gijn en Britta is het probleem geboren. Een overnachting in een opvanghuis is niet te regelen en de cel lijkt het enige alternatief. Heel typerend, blikt Van Gijn terug op de situatie. „Wat je ook doet: in de ogen van het publiek is elke keus verkeerd.”

Van Gijn besluit te improviseren: Britta blijft bij haar. Tegen de regels, bevestigt ze, „maar net als heel het boek laat dit verhaal zien hoe je voortdurend aan regeltjes moet morrelen. Als ik mijn lezers daarvan kan doordringen, is mijn opzet geslaagd.”

Wat is het belang van die boodschap?

„Toen ik begon, gebeurde het wel dat iemand van de raad tijdelijk de rol van gezinsvoogd op zich nam. Zo bleef je bij een kind betrokken tot de regie overging naar de vereniging van voogden. Nu zou dat ondenkbaar zijn; de flexibiliteit waarmee de raad kan werken, is afgenomen. Alles moet later zijn terug te halen, dus er moet zo veel mogelijk schriftelijk worden vastgelegd.”

Ook het vinden van een geschikt opvanghuis voor probleemjongeren is steeds moeilijker „Vroeger dacht je: Het is kind A en ik wil therapie B, dus huis C is het beste. Maar de opvangcentra zijn een voor een gesloten; een jeugdgevangenis is soms het enige alternatief.

Wat ik heb willen aantonen, is dat de raad altijd moet kiezen uit twee of drie kwaden. Onze mogelijkheden zijn niet onbegrensd en dat is iedereen die bij de raad werkt, zich bewust.”

Was haar boek eerder verschenen en begrepen, dan had het publiek in de zaak-Savanna minder hard geoordeeld, denkt Van Gijn. Savanna, een driejarige peuter uit Alphen aan den Rijn, stierf na te zijn mishandeld door haar moeder, die ondanks alarmsignalen niet uit de ouderlijke macht was ontzet.

Van Gijn: „Er is veel kritiek geweest op het feit dat het meisje thuis mocht blijven. Maar waar had ze naartoe gemoeten, wat was het alternatief?”

De directeur van het Bureau Jeugdzorg Zuid-Holland-Zuid heeft publiekelijk toegegeven dat alle betrokkenen in deze zaak fouten hebben gemaakt.

„Ongetwijfeld is dat zo, maar moeten de kranten dat van de daken schreeuwen? Veel van wat zich daar heeft afgespeeld, blijft verborgen voor het publiek. Elke vorm van terughoudendheid is daarom geboden.”

Kinderen, zegt Van Gijn, zijn vaak loyaal aan hun ouders, soms zozeer dat je het amper kunt geloven. „Ik denk wel eens: Hoe slechter de ouders, des te groter de heimwee van het kind, des te sterker de overtuiging dat het z’n geluk tóch daar moet halen. Iedere keer als ik naar het tv-programma Spoorloos kijk, vraag ik me af: Hoe is het mogelijk dat adoptiekinderen de ouders door wie ze verstoten zijn toch willen ontmoeten? Eigenlijk is daar geen verklaring voor.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer