Marokkanen kleuren Kamp Westerbork
In een lange rij lopen ze van het herinneringscentrum Westerbork naar het voormalige doorgangskamp. Honderden Marokkaanse Nederlanders, afkomstig uit alle delen van het land. Maandag kwamen ze naar Drenthe om met eigen ogen te zien waarvandaan het nazi-regime joden naar Duitsland deporteerde. „Dit leer je op school niet, dit moet je zien.”
Het is een gemêleerd gezelschap dat de reis maakt naar het veengebied. Ouderen, in traditionele kledij, meisjes met en zonder bontgekleurde hoofddoeken en randgroepjongeren met stoere bomberjacks. Met acht bussen arriveren ze vanuit onder meer Amsterdam, Den Haag, Den Bosch, Utrecht en Rotterdam even na het middaguur in Westerbork. Van criminele jongeren in een heropvoedingprogramma tot de buurtvaders uit Amsterdam-Slotervaart. Een van de buurtvaders draagt de koninklijke onderscheiding die hij eind vorige week ontving prominent op zijn revers.
Voordat overlevenden van Westerbork iets vertellen over het lot van de 102.000 weggevoerde joden wacht de groep een wandeling van een halfuur. Zo lang is het lopen van het herinneringscentrum naar het terrein waarop vroeger het kamp te vinden was. Daar aangekomen wordt de groep gesplitst. Jongeren uit Den Bosch luisteren aandachtig naar de uitleg van mevrouw V. de Vries Robles. Ze verbleef vanaf 1943 in het kamp, samen met haar moeder. „Mijn vader was arts. Hij mocht nog in Amsterdam blijven, om medische hulp te geven aan joden in de Hollandsche Schouwburg. Die werden daar samengebracht, voordat ze op transport gingen naar Westerbork.”
Het had maar weinig gescheeld of De Vries Robles had haar verhaal maandag niet kunnen doen. Op 13 september 1944 werd ze met haar moeder en een zeven maanden oud broertje in de trein geladen naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. Persoonlijk ingrijpen van de kampcommandant voorkwam echter dat het drietal daar aankwam. „Hij had daarvoor geen nobele motieven: de Duitsers deporteerden liever alleen complete gezinnen. We moesten dus op mijn vader wachten.” Vier dagen na de 13e september brak de spoorwegstaking uit. Het betekende het behoud van de familie De Vries Robles.
Latifa Astitu en Nadia Mourid uit Eindhoven luisteren geboeid naar het relaas van De Vries Robles. De twee vertrokken maandag om zes uur ’s morgens uit hun woonplaats om op tijd in Westerbork te kunnen zijn. Beiden lezen ze het blad Mzine, een tijdschrift voor Nederlandse Marokkanen. De redactie van dat blad organiseerde de excursie naar het doorgangskamp. Latifa: „Ik wist wel van Auschwitz en Sobibor, maar niet van Westerbork.” Het duo denkt dat maar weinig Marokkaanse Nederlanders weten van het bestaan van het kamp. „Deze excursie is gewoon heel goed.”
Directeur R. Naftaniel van het Centrum voor Informatie en Documentatie Israël (CIDI) denkt dat het bezoek kan bijdragen aan de integratie van Nederlandse Marokkanen. „Ze zijn gewoon Nederlanders. Dan moet je wat weten over de Tweede Wereldoorlog, anders plaats je je naast de samenleving.” Volgens Naftaniel toont Westerbork waar discriminatie toe kan leiden. „Laten deze mensen zich daartegen keren en alert zijn.” De ouders van Naftaniel verbleven ruim vijf jaar in Westerbork. Ze arriveerden al voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, toen Nederland Duitse joden interneerde in Westerbork.
In het kamp zat ten minste één vrouw van Marokkaanse afkomst. Zij keerde nooit terug, nadat ze vanuit Westerbork werd overgebracht naar een vernietigingskamp. De verhalen over jodenvervolging en discriminatie komen soms hard aan. M. Menebhi uit Amsterdam: „Toen ik de beelden zag van de verbodsbordjes in het park, kreeg ik weer helemaal zo’n rotgevoel. Marokkanen worden bij zwembaden en discotheken ook vaak zonder reden geweigerd.”
Haar vriendin M. Joosten, zelf van joodse origine maar bekeerd tot de islam, is het helemaal met haar eens. „Mijn dochter liep stage in een verzorgingstehuis. Nadat ze later -met hoofddoek- kwam voor een sollicitatiegesprek in dezelfde instelling, heeft ze niets meer gehoord.”
S. Riffi uit Meppel is voorzichtiger met de vergelijking tussen jodenvervolging en moslimhaat. „Ik wil niet zeggen dat het leed hetzelfde is. Dat is onvergelijkbaar.” Wel vindt ze dat Nederland moet oppassen voor de voedingsbodem voor haat en discriminatie van moslims die is ontstaan na de moord op Theo van Gogh. „Onder het mom van integratiedebat mag iedereen ineens zijn onderbuikgevoelens uiten, zonder dialoog. Dat vind ik gevaarlijk.”