Binnenland

„De vreugde was enorm”

Een munitiescherfje draagt hij -door een kwajongensstreek- nog altijd mee in zijn onderarm als herinnering aan de oorlogsjaren. H. A. Ebbers (74) uit Doetinchem over de Bevrijding: „Er viel een enorme druk van me af. De nacht erna heb ik zo heerlijk geslapen dat ik dacht voorlopig niet meer wakker te worden.”

2 May 2005 11:01Gewijzigd op 14 November 2020 02:30
<center> Ebbers <br> ...munitiescherfje... </center>
<center> Ebbers <br> ...munitiescherfje... </center>

Veertien jaar was Ebbers toen de geallieerden de Duitse bezetter uit Nederland verdreven. Met zijn ouders, vijf broers en zes zussen woonde hij op een boerderij iets buiten Doetinchem.

Op Ebbers waarop Doetinchem bevrijd werd -1 april 1945- een onuitwisbare indruk gemaakt. „Mijn vader moest ’s morgens met een koe naar een boer iets verderop. Onderweg zag hij een Duitse militair in een schuttersputje, vlak bij een tankwal. Hij had vermoedelijk opdracht gekregen de weg die door de tankwal liep op te blazen zo gauw er Britse tanks in de buurt kwamen. M’n vader zag dat de Duitser wat wegfrommelde in zijn zak, vermoedelijk een pamflet. Vader bleef aandringen om het te mogen lezen. De Duitser snauwde dat de Britten eraan kwamen en dat de Bevrijding aanstaande was.”

Vader Ebbers spoedde zich naar huis om zijn gezin het blijde nieuws te vertellen. „De vreugde was enorm”, vertelt Ebbers, „want we sliepen al dagenlang in de kelder. Niet liggend, maar zittend met de rug tegen de muur. In de kelder zochten we bescherming tegen het Britse spervuur vanuit Gaanderen op de Duitse stellingen in en rond Doetinchem.”

Dezelfde dag bevrijdden de geallieerden Doetinchem. „Iedereen stond op straat. Het blijde gevoel dat ik die dag had, is niet te beschrijven”, aldus Ebbers. „We waren vrij!”

Er viel echter een schaduw over de vreugdevolle dag. Ebbers: „De Britten waarschuwden voor een Duitse tank die ten noorden van Doetinchem vanuit de bossen kon terugvuren. Dat was niet ver van het punt waar wij stonden. Op een gegeven moment begon de tank weer te schieten. M’n broer en ik doken samen een versgeploegde voor van een volkstuintje langs de weg in. Twee jonge jongens lieten het leven toen ze getroffen werden door granaatsplinters.”

Later die dag reden colonnes geallieerde militaire voertuigen over de Rozengaardseweg. „Het was geweldig druk. We kregen sigaretten en chocola toegeworpen. Het was een feest voor ons. Ik rookte nooit, maar die dag pafte ik zo veel sigaretten dat m’n tong aanvoelde als een lap leer”, grapt Ebbers. „Op een voorbijrijdende Britse tank zag mijn vader nota bene de Duitser zitten die hij eerder die dag nog bij het schuttersputje had ontmoet. De man was gevangengenomen, maar hij keek zo blij als een kind. De Duitser was denk ik dolblij dat hij de oorlog had overleefd.”

Maar hoe zit het met die splinter in Ebbers’ onderarm? Een grijns verschijnt op zijn gezicht als hij vertelt over de kwajongensstreken die hij soms met zijn broers uithaalde. „Bij een achtergelaten Engels kanon vonden we een paar zware patronen. We haalden het kruit eruit en maakten een soort voetzoekers door te experimenteren met kruit en kogelhulzen. Dat ging natuurlijk een keer mis. Ik kreeg een splinter in mijn arm. Met een oude lap hebben mijn broers het bloeden gestelpt. De splinter zit er nog steeds in”, zegt Ebbers, terwijl hij zijn mouw opstroopt en het kleine litteken laat zien. „Ik heb het m’n ouders pas in 1954 durven vertellen. De splinter is er nooit uitgehaald. Hij was ingegroeid en veilig ingekapseld.”

Dit is de eerste aflevering van een serie waarin RD-lezers terugblikken op de Bevrijding. Dinsdag deel 2.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer