„Iedereen mag weten dat ik christen ben”
Buitenlandredacteur Richard Donk verblijft momenteel bij een koptisch gezin in Egypte. Hoe is het leven als christen in een islamitisch land? Twee keer in de week doet hij verslag. Vandaag: de moeder
Zodra het gesprek over de verhoudingen tussen moslims en christenen in Egypte gaat, haast ze zich naar de kast om een stapel foto’s te pakken. „Kijk, deze vrouwen zijn allemaal moslim. Hier ben ik op een verjaardag van een vriendin. Dit is de bruiloft van een islamitische buurvrouw waarvoor ik was uitgenodigd. Onze verschillende godsdiensten staan een goede verhouding absoluut niet in de weg.”
Aida Milik doet haar uiterste best om te benadrukken dat zij het prima met haar mohammedaanse landgenoten kan vinden. Dat moet ook wel, aangezien ruim 90 procent van de Egyptenaren het islamitisch geloof aanhangt. Christenen vormen slechts een zeer bescheiden minderheid, en dat is dagelijks voelbaar: in winkels, op de markt, in de propvolle metro van Caïro.
Hoewel Aida regelmatig bij haar islamitische vriendinnen over de vloer komt, wordt er nooit over godsdienst gesproken. „Vrouwen houden er niet van om over religie te praten”, zegt ze stellig. „Bovendien liggen die zaken in Egypte veel te gevoelig. Als je daarover gaat discussiëren, kun je heel gemakkelijk een relatie kapotmaken.”
Desondanks is de 49-jarige moeder niet bang om voor haar geloof uit te komen. Met gepaste trots toont ze de blauwgroene tatoeage op de binnenkant van haar rechterpols: het kenmerkende koptische kruis, dat op haar vierde jaar al werd aangebracht. „Iedereen mag weten dat ik christen ben; daar schaam ik me niet voor.”
Slechts één keer kwam Aida in de problemen door haar christelijke achtergrond. Ze wilde naar het toilet bij een moskee in Caïro. Woedende moslims ontzegden haar de toegang en joegen haar bij het islamitische gebedshuis weg. „Verder voel ik me volkomen veilig als ik op straat loop. Ze weten dat ik christen ben - en ze zijn goed voor me.”
Hoewel Aida Milik voor het oog heel tolerant is, wordt ze boos als ze het nieuws over een koptische demonstratie in het zuidelijke deel van de Egyptische hoofdstad hoort. Enkele tientallen christenen betogen bij een klooster tegen de vermeende ontvoering van een christelijk meisje dat vervolgens werd gedwongen zich tot de islam te bekeren. De gevreesde veiligheidsdienst heeft de omgeving volledig afgegrendeld, uit angst voor uitbreiding van de protesten. „Het doet me pijn als ik zie dat christenen zo worden vernederd”, zegt Aida. „We worden prima gedoogd, maar als we onze mening willen geven, proberen ze ons monddood te maken.”
Momenteel speelt het leven van Aida zich voornamelijk binnenshuis af. Door een knieblessure kan de Egyptische nauwelijks de zes trappen aflopen die haar van de buitenwereld scheiden. Alleen voor de kerkgang verlaat ze haar woning. De rest van de tijd houdt ze zich met het huishouden bezig en verzorgt ze haar 90-jarige vader die bij het gezin inwoont.
Die zorg heeft ze al bijna veertig jaar. Twee mannen sloegen haar vader, Milik Abd al-Malak, op zijn 27e de schedel in, waardoor hij niet meer in staat was te werken. Aida verliet daarom op haar elfde de school en trad in dienst bij een snoepfabriek. Daar werkte ze ruim dertig jaar om haar ouders te ondersteunen.
Een oud-collega van Milik Abd al-Malak klopt op de deur. Hij komt de maandelijkse toelage van de Egyptenaar brengen. Vanzelfsprekend is de 90-jarige grootvader niet meer in staat zelf zijn pensioen op te halen. En van een bankrekening wil hij niets weten. Zuchtend hijst hij zich uit zijn bed dat midden in de woonkamer staat. Uit zijn nachtgewaad haalt hij een stempeltje tevoorschijn waarmee hij de ontvangst van het geld bevestigt. Meteen is de bezoeker weer verdwenen. „Wat een gebrek aan manieren om niet eens een kopje thee met me te drinken”, gromt de opa over zo veel minachting van de spreekwoordelijke Arabische gastvrijheid.