„Andere vragenlijst nodig bij kindermishandeling”
Een lijst van vragen moet hulpverleners bij kindermishandeling een beter en objectiever antwoord geven op de vraag of er kans is op herhaling. Dat zei vertrouwensarts P. Poellmann van het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) Breda woensdag.
Poellmann, die een Nederlandse versie van een Canadees vragenmodel heeft ontwikkeld, stelt dat een hulpverlener er meestal naast zit als die moet besluiten of het veilig is om een mishandeld kind terug te plaatsen in het gezin. „Je zou er nog beter een muntje over kunnen opgooien", aldus Poellmann. Volgens hem valt de beslissing in hooguit 40 procent van de gevallen goed uit, waarschijnlijk zelfs minder. Met het Canadese model zou het precentage naar 80 stijgen, zo blijkt volgens hem uit wetenschappelijk onderzoek.
Een behandelaar is vaak te veel betrokken bij een zaak en gelooft heel erg in zijn eigen theorie en therapie, stelt de arts. „Dan moet het wel goed gaan, wordt vaak geconcludeerd". Daarom is het volgens hem nodig dat behandelaars een lijst met zestien tot twintig vragen langslopen om een objectief oordeel te kunnen vormen. „Dat helpt hem zijn diagnostische kennis te toetsen".
Sommige vragen zijn voor de hand liggend, erkent Poellmann. „Maar ze moeten wel gesteld worden". Is er al eerder sprake geweest van behandeling? Is de ouder zelf ook mishandeld als kind? Heeft de ouder een depressie of psychose? Zijn er schulden, of zitten de ouders zonder werk? „Dat zijn allemaal risicofactoren", weet de AMK-arts.
De lijst is overigens niet de al omvattende oplossing voor de problematiek rond kindermishandeling. „De informatie moet natuurlijk wel worden doorgegeven door de verschillende instanties. En die verdwijnt nu nog wel eens".
Dat was bijvoorbeeld ook het geval bij de peuter Savanna, die de dood vond nadat ze stelselmatig mishandeld, verwaarloosd en ondervoed was. Onderzoek wees uit dat het kind onterecht werd teruggeplaatst en dat informatie bij diverse instanties bleef liggen.
Een andere grief van de huisartsen is dat ze straks individueel met verzekeraars moeten onderhandelen over 138 miljoen euro die in het akkoord is uitgetrokken voor extra zorg, zoals diabeteszorg. De VVD en de PvdA willen dat de minister garandeert dat dit geld aan huisartsenzorg wordt uitgegeven en niet aan iets anders.
Of de huisartsen met een dergelijke toezegging genoegen nemen, is nog niet zeker. Velen zien liever dat dit bedrag wordt verwerkt in het vaste tarief dat ze per ingeschreven patiënt krijgen.