Offeren voor schoolbouw
De huisvesting van scholen hangt gemeenten soms als een molensteen om de nek. In Kootwijkerbroek besloot de Rehobothschool een kwart van de verbouwingskosten zelf te betalen. „Het kan in de toekomst vaker nodig zijn dat we offers brengen.”
Zo’n 28 miljoen euro gaan de bouw- en verbouwingsplannen van scholen in de gemeente Barneveld de komende tijd kosten, bleek uit het overzicht dat de raadscommissie vorige week voorgeschoteld kreeg. Het inwonertal van de Veluwse gemeenten groeit door natuurlijke aanwas en door de ’immigratie’ van westerlingen.
De Rehobothschool in Kootwijkerbroek heeft net een forse verbouwing achter de rug, nadat de schoolbevolking van 300 tot 460 leerlingen toenam. Prognoses voorspellen verdere groei. Dit wordt versterkt doordat het dorp woningbouwcontingenten toegewezen heeft gekregen. Kootwijkerbroekers die zich bij hun huwelijk in Barneveld, Ede of Veenendaal vestigden omdat ze daar een betaalbaar huis konden vinden, keren later vaak terug, juist in de periode waarin ze schoolgaande kinderen hebben.
Enkele jaren geleden stond het schoolbestuur in dubio. „Je kunt eisen waar je recht op meent te hebben. Je kunt ook voor het harmoniemodel kiezen en samen met de gemeente naar een oplossing zoeken, ook al is die voor de school financieel minder gunstig. We hebben voor dat laatste gekozen”, zegt bestuurslid drs. L. Jansen.
De huidige locatie bood geen ruimte voor het plaatsen van meer lokalen. „We stonden voor de keus: een dislocatie beginnen, de school splitsen of het huidige gebouw van een bovenverdieping met vier lokalen voorzien. Na zo’n drie jaar praten is voor dat laatste gekozen. Het is niet de goedkoopste oplossing, doordat een nieuwe fundering moest worden aangebracht, maar hierdoor konden we de schoolbevolking bijeenhouden.”
Het plan kostte 1 miljoen euro. „De gemeente betaalt daarvan driekwart en hield zich daarmee strikt aan de normvergoeding, maar die was zwaar onvoldoende gezien de extra bouwkundige voorzieningen die onvermijdelijk waren. Het gemeentebestuur zit echter aan alle kanten in de knel. Daarom hebben we gezegd: de gemeente doet wat ze kan, dus een kwart van het bedrag betalen we zelf. We voelden ons geruggensteund doordat onze ledenvergadering unaniem akkoord ging en ook daarna de schouders eronder zette. Een commissie van zo’n tien ondernemers uit onze achterban heeft een reeks acties op touw gezet. Bovendien is zo’n 130.000 euro op de verbouwingskosten bespaard door vrijwilligerswerk.”
Volgens een woordvoerster van de gemeente Barneveld krijgen gemeenten te weinig geld van het Rijk voor de onderwijshuisvesting. Mr. J. W. Voorwinden van de scholenorganisatie VGS onderschrijft dat niet. „De situatie verschilt sterk van plaats tot plaats. Sommige gemeenten komen heel royaal over de brug, andere houden meer de hand op de knip, vanwege hun financiële situatie of omdat ze veel kostenposten tegelijkertijd op zich af zien komen. Het geld is niet geoormerkt, dus gemeenten mogen hun eigen keuzes maken. Je ziet soms lastige discussies ontstaan. Vroeger werd een gebouw na veertig jaar vervangen, nu wordt eerst bekeken of het nodig is.
Als een schoolbestuur er eigen geld in steekt, is het meestal een vorm van voorfinanciering, waarbij men het geld een paar jaar later terugkrijgt van de gemeente. Een deel van de school zelf betalen, zoals in Kootwijkerbroek gebeurt, is zeldzaam. Dergelijke acties blijven meestal beperkt tot bijvoorbeeld de attributen op het speelterrein.”
Het Kootwijkerbroekse schoolbestuur wilde de verbouwing niet uit de reserves financieren. „Dat zou niet van goed huisvaderschap getuigen, zeker nu steeds meer risico’s bij de gemeenten en de schoolbesturen komen te liggen”, zegt Jansen. „Ik heb de indruk dat nogal wat scholen interen op hun reserves. Dat kan in de toekomst voor problemen zorgen. De lumpsumfinanciering heeft nadelige effecten voor de reformatorische scholen: onze pabo-studenten werken hard, beginnen daardoor relatief jong aan hun onderwijsloopbaan en verdienen daardoor later meer dan de gemiddelde leerkrachten van hun leeftijd, terwijl de overheidsvergoeding straks wel op dat gemiddelde is gebaseerd. Van een reformatorische school die met lumpsum proefdraaide, hoorde ik dat die voorsprong op het gemiddelde 2,5 jaar is. Dat vergt van het bestuur elk jaar 60.000 euro extra aan salariskosten.”
Jansen plaatst het bijeenbrengen van geld door de achterban in het licht van de discussie rond artikel 23 van de Grondwet. „Het kan in de toekomst vaker nodig zijn dat we offers brengen voor onze eigen scholen. Heeft de achterban dan het vermogen om geld te genereren? We zijn verblijd door de grote offervaardigheid.”