Het grote verschil tussen een gewone politievrijwilliger en een volontair is dat de laatste een gespecialiseerde opleiding heeft genoten. „En dat is toch uniek in Nederland”, zei plaatsvervangend korpschef H. Vissers gisteren.

In het politiebureau van Krimpen aan den IJssel werden dinsdag twee van de dertien volontairs voorgesteld aan de media. Han Boxhoorn en Monica van der Hoek demonstreerden hoe ze vingerafdrukken nemen van een flesje cola en bloedsporen onderzoeken op een auto. In Krimpen zit het lab van de technische recherche.

Op een oproep van de politie vorig jaar reageerden negentig mensen. Uiteindelijk hebben er vijftig daadwerkelijk gesolliciteerd, van wie de politie er vijftien aannam. Twee haakten af. Onder de dertien overgebleven volontairs zijn vrouwen, mannen, werkenden en vutters.

Plaatsvervangend korpschef Vissers is heel blij met de dertien volontairs. „Ons streven is naar elke inbraak te gaan. Met deze vrijwilligers willen we dat bereiken. Door hun werk kunnen we onze vaste mensen voor andere taken inzetten”, aldus Vissers.

De dertien forensische vrijwilligers houden zich bezig met onderzoek naar inbraken in bijvoorbeeld tuinhuisjes, kelderboxen, schuurtjes, woningen en bedrijven. Hun belangrijkste taak is het verzamelen van vingerafdrukken en DNA-materiaal. Ze hebben hiervoor een opleiding van vier tot vijf weken gevolgd. De volontairs werken in een rooster en zijn in principe dag en nacht beschikbaar. Ze krijgen alleen een onkostenvergoeding.

Volgens Vissers gaat het om een proef. Als aan het einde van dit jaar blijkt dat die is geslaagd, gaat de politie ermee door. Bij de politie Rotterdam-Rijnmond zijn nu 150 vrijwilligers actief. Vissers wil dit aantal uitbreiden tot ongeveer 400.