Onderwijs: meer investeren in vmbo
Het vmbo krijgt van minister Van der Hoeven (Onderwijs) weliswaar meer armslag in het onderwijs, maar zou ook nog veel meer geld moeten ontvangen om de problemen de baas te kunnen. Zo reageerde een aantal organisaties uit het onderwijs op de voorstellen voor het voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs die de minister maandag presenteerde.
Schoolmanagers–VO, de katholieke schoolbesturen in het voortgezet onderwijs KBVO en de AOC Raad, de koepel van het groene beroepsonderwijs, hadden gevraagd om het leeuwendeel van het half miljard dat het kabinet volgens het paasakkoord aan onderwijs spendeert. Ze noemen het teleurstellend dat Van der Hoeven niet 400 miljoen, maar slechts 100 miljoen uittrekt voor betere praktijklokalen in het vmbo.
Vergeleken met het buitenland is het Nederlandse voortgezet onderwijs sterk onderbedeeld, vinden de organisaties. Dat de half miljard uit het paasakkoord grotendeels naar toponderzoek en het innovatieplatform gaat, noemen ze „een kortzichtige keuze" omdat in het vmbo, met 60 procent van alle leerlingen, de basis van innovatie zou liggen.
De Besturenraad, de koepel van het christelijk onderwijs, vindt dat de minister nu gaat uitvoeren waar het vmbo al lang mee bezig is, maar stelt ook dat ze maar eens echt de portemonnee moet trekken. Volgens de christelijke schoolbesturen krijgen de vmbo–scholen de problemen van integratie op hun bordje zonder dat daar vanuit het ministerie iets tegenover staat. „Als het lukt de integratieproblematiek in het vmbo op de rails te krijgen, voorkomen we grote maatschappelijke problemen. Lukt dat niet, dan ontspoort een deel van de jeugd".
Ook de Onderwijsbond CNV dringt aan op meer geld voor het vmbo. De minister zou stevig moeten investeren in leraren en onderwijsondersteunend personeel. Zij zouden meer moeten gaan verdienen.
De Algemene Onderwijsbond (AOb) staat in grote lijnen achter de plannen van Van der Hoeven. De bond vindt het een goede zaak dat de minister de nog jonge schoolsoort niet meteen weer opdoekt, maar juist meer vrijheid geeft. Wel mag van docenten niet zomaar gevraagd worden dat ze van de ene op de andere dag op een heel andere manier gaan lesgeven. Voor om– en bijscholing zou de minister geld beschikbaar moeten stellen.
Minister Van der Hoeven vindt dat het vmbo tevreden kan zijn met het bedrag dat de sector tegemoet ziet. „Twee weken geleden was dit geld er nog niet". Ze wijst erop dat naast de 100 miljoen uit het paasakkoord het vmbo kan rekenen op 71,5 miljoen voor achterstandsleerlingen (was 46,5 miljoen) en 90 miljoen voor veiligheid op school.
Het bedrijfsleven ondersteunt de grote nadruk die Van der Hoeven legt op een betere aansluiting tussen vmbo en het mbo. Werkgeversorganisaties VNO–NCW en MKB–Nederland vinden net als de minister dat de toekomstige werkgevers een steviger vinger in de pap moeten hebben bij het lesprogramma. Beide organisaties vinden wel dat de minister er nog veel beter voor moet gaan zorgen dat vmbo’ers ook echt doorstrommen naar de Regionale Opleidingencentra (ROC’s), waar ze pas echt een vak gaan leren.
VNO–NCW wil verplichte afstemming van het onderwijs tussen vmbo–scholen en ROC’s. MKB–Nederland pleit voor ’doorstroomcontracten’ tussen beide schoolsoorten. De onderwijsinspectie moet erop toezien dat scholen de afspraken uit de contracten ook waarmaken.
Het bedrijfsleven vindt het belangrijk dat vmbo’ers doorleren omdat door de voortschrijdende technologie en de dreigende pensioengolf een groot arsenaal nieuwe, hoogopgeleide arbeidskrachten nodig is.