„Stiekemerds, dit pik ik niet!”
Vliegende brigades verbeteren de veiligheid op stations en in de trein, meldde de spoorwegpolitie deze week. Een verslag van een controleactie van vrijdagavond tussen Den Haag en Rotterdam.
„Ik pik dit niet, brothers! Ik pik dit niet! Dit is niet eerlijk! Stiekemerds!” De Antilliaan die rond halfnegen in de rijdende trein bij Leiden uit een treintoilet wordt geroepen, wordt met de minuut woester.
Ed, een van de leden van de vliegende brigade van de spoorwegpolitie (UPI, Unit Probleemgerichte Inzet), probeert de in een zwart leren jack gestoken jongeman tot bedaren brengen. Dat lukt niet direct. „Waarom, brother? Waarom?” schreeuwt de man de agent druk gebarend toe.
De Antilliaan is net door een conducteur betrapt op zwart rijden. Bovendien zou hij een valse naam hebben opgegeven en zijn identiteitsbewijs niet hebben getoond.
Bij een reclamebord op het Leidse station tiert hij verder. „Ik heb niks te verbergen, brothers!” schreeuwt hij andere gealarmeerde agenten van de vliegende brigade toe. Demonstratief trekt hij zijn bovenste broek omlaag. Ook de jas gaat half uit. „Willen jullie me fouilleren? Omdat ik een zwarte ben?!” Tussen de bedrijven door belt hij via zijn mobieltje met iemand anders.
„U moet zich niet zo druk maken!” maant agent Ed. Met wat duw- en trekwerk wordt de agressieveling via de stationstrap afgevoerd.
De inzet van vliegende brigades van de spoorwegpolitie, onderdeel van het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), werpt vruchten af, zo werd deze week bekend. Zo daalde in 2004 het aantal aangiften van zakkenrollerij in de trein met 57 procent naar 1001 gevallen. Het aantal straatroven in stationsgebieden lag in 2004 op 86, beduidend minder dan de 172 roven in 2003.
Overigens is lang niet alles koek en ei. Zo steeg het aantal aangiften van bedreiging van NS-medewerkers van 177 in 2003 tot 208 in 2004.
Deze vrijdagavond gaan vier leden van het spoorwegpolitieteam samen op pad met een speciaal team van zes conducteurs. Tussen Den Haag en Rotterdam speuren ze naar zwartrijders en andere wetsovertreders. De in burger gestoken spoorwegagenten zijn -onzichtbaar- bewapend met een Walther P5-pistool, pepperspray, handboeien en een wapenstok. De conducteurs zijn niet bewapend.
Afgezien van het incident met de Antilliaan blijft het van halfzeven tot negen uur rustig op het spoor. Van agressie is weinig te merken.
„Dag heren, die benen horen daar niet, hè”, voegt spoorwegpolitieman Ron twee jongemannen in een coupé toe. Op het station in Delft, waar een miezerige regen valt, worden twee jeugdige met pet getooide dames in de kraag gevat. Ze reizen zonder geldig treinkaartje. Een van de meisjes popelt om een sigaret op te steken.
De trein heeft zich amper in beweging gezet als een conducteur een donker meisje zonder kaartje ontdekt. „U valt met de neus in de boter.” Een kaartje kopen in de trein is zomaar drie keer duurder dan op het station. Als de conducteur een bon uitschrijft, checkt agent Ron via de KLPD-meldkamer in Driebergen de gegevens op het identiteitsbewijs. De betrapte jongedame doet er het zwijgen toe.
De agent, sinds twintig actief bij de spoorwegpolitie, zag de samenleving verharden. „Veel jongeren hebben naar mijn gevoel geen normen meer. Ze slaan grove taal uit. Je krijgt van alles naar je hoofd geslingerd.”
Zijn collega Sylvia kan daarover meepraten. „Mensen worden soms agressief om niks. Door het gebruik van pillen en alcohol is het lontje vaak maar kort. De spanning bouwt zich op, men is niet meer voor rede vatbaar. Onlangs sloegen bij een jongen van 16 jaar in Noord-Holland de stoppen door. Er moesten vier mensen aan te pas komen om hem tot bedaren te brengen.”
De spoorwegpolitie kent zijn pappenheimers. Zakkenrollers die zoekend naar slachtoffers op perrons rondstruinen. Zwartrijders, die de conducteur angstvallig mijden. Drugsverslaafden die geen kaartje kopen. Groepen jongeren die zich agressief en hinderlijk gedragen.
De agenten hebben soms heel wat te stellen met buitenlandse toeristen die voor de verdovende middelen een weekendje Amsterdam doen. Sylvia: „Op het station van Schiphol troffen we ooit zo’n zwartrijdende buitenlandse toerist die van alles door elkaar had gebruikt. Hij moest naar de medische dienst worden gebracht.”
In een enkel geval maken de spoorwegagenten mee dat roekeloze reizigers door het oog van de naald kruipen. „Iemand wilde nog vlug de trein inspringen, terwijl de deur al dichtsloeg. Zijn hand, met daarin een mobiele telefoon, zat klem. De reiziger kon nog net worden losgetrokken. Het gaat altijd net goed, totdat het een keer misgaat.”