Binnenland

Hoogleraar tegen adoptie door homoparen

„Adoptie door homoparen is tegen de natuur.” Dat stelt emeritus hoogleraar adoptie prof. dr. R. A. C. Hoksbergen zaterdag in deze krant. Hij is daarom tegen adoptie door homoparen.

Binnenlandredactie
12 March 2005 00:29Gewijzigd op 14 November 2020 02:19

„Het stoort mij dat er gesold wordt met kinderen, alsof iedereen maar recht op hen heeft”, aldus Hoksbergen in het interview. „Er wordt alleen gelet op het belang van de ouders.”

De hoogleraar is fel gekant tegen adoptie door homo’s. „Een adoptiekind komt al in een uitzonderingssituatie, doordat het is afgestaan door de ouders. Door het bij homo-ouders onder te brengen wordt het een extra uitzondering. Dat gaat grote problemen geven als het kind adolescent wordt.”

Hoksbergen was bijna twintig jaar hoogleraar adoptie aan de faculteit sociale wetenschappen van de Universiteit Utrecht en deed veel onderzoek naar het welzijn van adoptiekinderen.

„Het stoort mij dat er gesold wordt met kinderen, alsof iedereen maar recht op ze heeft.” Omzichtige formuleringen zijn aan prof. dr. R. A. C. Hoksbergen (65) hierover niet besteed. Kort en bondig dicteert hij zijn tegendraadse visie op adoptie door homoparen. Die kwestie speelde deze week in de Tweede Kamer.

Hoksbergen was bijna twintig jaar hoogleraar adoptie aan de faculteit sociale wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Al die tijd deed hij onderzoek naar de invloed van adoptie op het welzijn van de geadopteerde kinderen. Hij kent ettelijke voorbeelden van adoptie waarbij het misloopt tussen ouders en kind, met name tijdens de adolescentie.

Als Hoksbergen iets duidelijk is geworden uit zijn onderzoek, dan is het dat adoptiekinderen kwetsbare kinderen zijn. „Ze weten vaak niet waarom ze zijn afgestaan. Dat afgestaan zijn is al een vorm van verwaarlozing, daar lijden ze aan. Daarom hebben ze een stabiel milieu nodig. Nu wordt er echter bewust een extra uitzonderingspositie voor ze gecreëerd. Zo’n kind moet al zo veel verwerken, en dan ook nog het feit dat zijn ouders een uitzondering zijn.”

U ziet het eigenlijke probleem in het feit dat homo-ouders procentueel een uitzondering vormen in de maatschappij?

„Nee. Ik heb het over de natuur-lijke orde. Simpelweg: een kind wordt geboren uit geslachtsgemeenschap tussen een man en een vrouw, en niet uit geslachtsgemeenschap tussen een man en een man. Homo’s, of het nu mannen of vrouwen zijn, kunnen nu eenmaal geen kind bij elkaar ver-wekken. Dat is een consequentie van hun relatie. Het is dus simpelweg tegen de voortplantingsorde om een kind bij zo’n ouderpaar onder te brengen.”

Agressie

Volgens Hoksbergen komen problemen bij adoptiekinderen vaak rond de adolescentiefase. „Ze zoeken naar hun roots. Vaak zijn ze boos. Er is iets gebeurd waar ze geen invloed op hadden. Het leidt niet zelden tot agressie. Vandaag had ik nog een ouderpaar op consult. Een puberdochter die grote problemen heeft. Onzekerheid, onbehagen, eenzaamheid. Dat patroon zie je bij adoptiekinderen voortdurend terugkomen.”

Het sterkt hem in zijn opvatting dat er zeer zorgvuldig met adoptiekinderen moet worden omgesprongen. „Dat gebeurt al wel. Ouders krijgen een zware screening en moeten een dure cursus volgen. Dat lijkt soelaas te bieden voor de eerste jaren. Toch onderschat men de problemen die adoptiekinderen geven wanneer ze groter worden.”

Hoksbergen: „Als dit wetsvoorstel doorgaat, voorzie ik een aparte probleemcategorie van door homo’s geadopteerde kinderen.”

De bezwaren van de hoogleraar -„ik ben hier al jaren stellig in”- gelden zowel buitenlandse kinderen, als kinderen uit Nederland. „Een zeer belangrijke vraag is of de biologische ouders van het kind dit wel willen. Vaak weten ze niet aan wie het kind wordt afgestaan. Maar als u ze zou vragen of het kind naar een homopaar mag, voorspel ik u: dat willen ze vrijwel nooit.”

Dat Nederland ’gelukkig’ ruimdenkend is over homo’s, wil niet zeggen dat de rest van de wereld het ook is, meent Hoksbergen. „Je moet dat respecteren, ook als regering. Wat dat betreft, is het een veeg teken dat alle landen over deze kwestie negatief zijn.”

Mocht minister Donner de adoptie door homoparen daadwerkelijk willen legaliseren, dan doet hij er wijs aan tijdig de consequenties te overdenken, meent Hoksbergen. „Ik acht het zeer waarschijnlijk dat zodra landen als India en China erachter komen dat hun kinderen ook naar homoparen gaan, ze ons niet meer als adoptiepartner accepteren. Dat ligt in die landen heel gevoelig. Adoptieorganisaties zullen om diezelfde reden tegenstand bieden.”

Onzin

Het stoort Hoksbergen dat in de gevoerde discussie niet het kind centraal staat, maar de mannen en vrouwen die zich achtergesteld voelen. „Dit wetsvoorstel is het sluitstuk in de strijd om erkenning en emancipatie van een groep die zich vroeger zwaar miskend voelde.” Terecht, vindt hij. „Homo’s zijn vroeger door de samenleving enorm gekleineerd. Maar hierin schieten ze door.”

Minister Donner lijkt in het emancipatiestreven van met name D66 mee te gaan. „De huidige wet discrimineert, omdat ze homoadoptie verbiedt”, zo stelde hij deze week in de Kamer. „Grote onzin”, zegt Hoksbergen daarover. „Basis van de adoptiewet is altijd het belang van het kind geweest. Het gaat om verbetering van hun levenskansen. Dat wordt nu radicaal omgedraaid. Er wordt vanuit de belangen van het homopaar geredeneerd.”

De hoogleraar kan zich overigens goed vinden in de voorgestelde verhoging van de maximale leeftijd van adoptieouders van 40 naar 45 jaar. „Dat hangt samen met de gemiddelde leeftijdsverwachting, die sinds 1950 met vijf jaar is gestegen.” Hij wil overigens benadrukken dat hij niet tegen homoparen is. „En ik geloof best dat het ook goede opvoeders kunnen zijn. We moeten echter van het kind uitgaan.”

Nazorg

Hoksbergen kijkt dan ook met enige argwaan naar de onderzoeken die in de huidige discussie op tafel komen. „Uit België, uit de Verenigde Staten. Ze zijn allemaal positief over homo-ouders. Ze zijn vaak gedaan door belanghebbenden. Die hebben dan alleen gekeken naar jonge tot zeer jonge kinderen. Daarmee gaat het prima. Allicht! De problemen komen in een latere fase: eenzaamheid, miskenning, het gevoel overal een uitzondering op te zijn. En dan moet zo’n kind ook nog uitleggen dat hij een vader en een vader heeft. Naar iets als pesten wordt niet gevraagd.”

Onderzoek naar het onderwerp mag de hoogleraar dan niet specifiek gedaan hebben, hij heeft wel reacties van kinderen die door homo’s zijn opgevoed. „Ik kreeg ooit een anonieme brief van een man, een bekende Nederlander. Die jongen was opgevoed door twee lesbische moeders en heeft daar grote problemen door gekregen. „Ik heb dat nooit gewild”, schrijft hij. Hij ergerde zich aan het feit dat hij twee moeders had.”

Er moeten meer mensen zijn die door lesbische of homoparen zijn opgevoed. Er zou onderzoek naar hen moeten komen wanneer zij volwassen zijn geworden, vindt Hoksbergen. „Wat is hun opvatting over de kwaliteit van het leven, wat is hun identiteit? Maar ik betwijfel of het ooit gebeurt. De homolobbygroep is een zeer sterke belangengroep geworden. Dat is een tegenreactie op vroeger.

Ik ken ook homo’s, vrienden van ons, die dat zwaar overdreven vinden. Dat gezeur dat homo’s ook zo nodig kinderen moeten, zeggen ze. Er bestaat in dit land een heilig recht op consumptiebevrediging. Maar kinderen zijn geen product dat je aanschaft.”

De emeritus hoogleraar pleit al jaren voor een adoptiecentrum dat begeleiding moet geven aan adoptieouders. „En vooral nazorg, daar ontbreek het vaak aan.” Hij wil het desnoods zelf opzetten, mits de overheid het financiert.

Of hij dan ook hulp aan homoparen zou geven? „Natuurlijk. Als die eenmaal een kind hebben toegewezen gekregen, dan is er niets meer aan te doen. Dan is het alleen nog een kwestie van goede begeleiding wanneer de problemen beginnen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer