In het Colombiaanse Cali begint maandag een grote VN-conferentie over biodiversiteit, de COP16. Bij de vorige editie, twee jaar terug in Montreal, maakten landen principiële afspraken over het beter beschermen van de natuur en de soortenrijkdom. Op deze top gaat het voornamelijk over de uitvoering. Die loopt tot dusver minder voortvarend dan afgesproken.
Het akkoord van 2022 was het resultaat van drie jaar overleg. In de uiteindelijke afspraken staat onder meer het doel om in 2030 de natuur op 30 procent van het land en 30 procent van het water te beschermen. VN-bestuurders en sommige diplomaten noemden het „een Parijs-moment” voor de biodiversiteit, waarmee ze doelden op het Klimaatakkoord van Parijs van eind 2015. Ook in dat akkoord werden concrete doelen afgesproken, maar dan voor het klimaat.
Milieuorganisaties waren sceptischer. Greenpeace vond het bijvoorbeeld problematisch dat open werd gelaten wat een goede bescherming precies inhoudt.
Een afspraak waar maar een kleine minderheid zich aan heeft gehouden, is om voor deze COP16 een nationaal actieplan in te dienen. Daarvan zijn er nog maar 26 binnen. Ook Nederland heeft de deadline niet gehaald. Het kabinet wil een door deskundigen geschreven plan dat al klaar lag eerst „in lijn brengen” met het huidige regeerprogramma.
„Landen liggen ver achter op de doelen”, stelt onderzoeker Jonathan Green van het Stockholm Environmental Institute (SEI) vast. Naast de vraag hoe de doelen behaald moeten worden, draait de top volgens hem ook om hoe de voortgang wordt gemeten en waar het benodigde geld vandaan moet komen.
De top in Cali duurt tot en met 1 november.