„Flakkeese gemeenten behandelden Joden kil en bureaucratisch”
De gemeentebesturen op Goeree-Overflakkee gingen tijdens en vlak na de Tweede Wereldoorlog kil met hun Joodse inwoners om. Ze voerden de anti-Joodse maatregelen braaf uit. Soms deden de gemeenten zelfs meer dan dat.
Historica drs. Betsy Biemond-Boer stelt dat in het rapport dat ze deze donderdag aan de huidige gemeenteraad presenteert. Daarbij zijn nabestaanden van Joodse families aanwezig. Burgemeester Grootenboer-Dubbelman noemt de conclusies ontluisterend. „Het is te makkelijk om te zeggen dat gemeenten gedwongen werden door de bezetter. Het onderzoek toont aan dat ze precies deden wat de bezetter vroeg, misschien soms zelfs iets extra. Er zijn fouten gemaakt. Fouten met verstrekkende gevolgen en met heel veel pijn en verdriet tot gevolg.”
Het gemeentebestuur vroeg Biemond de rol van de toenmalige gemeenten van Goeree-Overflakkee bij de ontrechting en het rechtsherstel van Joodse burgers en hun bezittingen te onderzoeken. Sinds 2020 laten veel gemeenten –in mei 2023 waren het er al 135– een dergelijke inventarisatie opstellen. De situatie op Goeree-Overflakkee bleek niet veel anders dan elders. Dat maakt het volgens de gemeente echter niet minder schokkend.
Biemond, die zelf op het voormalige eiland woont, zocht uit wat de 63 Joodse inwoners van Goeree-Overflakkee meemaakten. Slechts zes van hen overleefden de oorlog. Een van hen, Debora Rood, schreef later dat Joodse overlevenden ook na de bevrijding zo weinig steun en aandacht kregen. „Ik kon dat niet begrijpen.” Het is de titel van het rapport geworden.
Punctueel
De onderzoekster stelt vast dat de gemeentebesturen op het eiland tijdens en vlak na de oorlog geen Joods vastgoed aankochten. Ze waren echter wel betrokken bij het leeghalen van Joodse huizen, het beheren van deze panden en het uitvoeren van anti-Joodse maatregelen. Zo gaven ze gedwee en punctueel informatie over hun Joodse inwoners door aan de bezetter.
Ontrechting, noemt Biemond het wat de Joodse inwoners overkwam: het stelselmatig ontnemen van rechten aan een bepaalde groep mensen. Het rechtsherstel na de oorlog verliep moeizaam. „Kil, tragisch en bureaucratisch”, vat de Dirkslandse historica samen. De Joden kregen hun eigendommen terug, maar het was een langdurig en kostbaar proces met een ingewikkelde administratie. De overlevenden moesten zelf de kosten van de opslag van hun meubelen betalen.
Oude-Tonge
De Joodse inwoners waren in 1942 gedeporteerd. De eerste die omkwam, was de 56-jarige Meijer Marcus Cohen, slager in Oude-Tonge. Hij stierf in het Oostenrijkse concentratiekamp Mauthausen. „Dit was een gevolg van het handelen van de Oude-Tongese burgemeester Dekker en veldwachter Vos”, constateert Biemond.
Eerst hadden Cohens plaatselijke concurrenten al een kwalijke rol gespeeld. Ze vroegen burgemeester Dekker, die NSB’er was, Cohen geen vlees meer te geven en zijn slagerij te sluiten. Cohen had het er volgens Dekker door zijn gedrag naar gemaakt dat de andere slagers zich zo opstelden.
Zonder bevel van hogerhand sloten burgemeester en veldwachter Cohens winkel en meldden zijn ‘overtredingen’ aan de Duitse politie, de Sicherheitsdienst. Dekker zette alles op alles om het Joodse gezin weg te werken uit Oude-Tonge. Dat lukte. Terwijl de burgemeester wist dat Cohen inmiddels was omgekomen, drong hij er bij de SD op aan ook de twee zoons van Cohen af te voeren.
De situatie in Oude-Tonge was „een negatieve uitzondering”, zegt Biemond. Ook elders op het eiland, waar de dorpen toen nog zelfstandige gemeenten waren, werden Joodse inwoners opgepakt en beroofd. Bestuurders en ambtenaren namen daarvoor niet het initiatief, maar werkten er wel aan mee. De onderzoekster zocht het grondig uit, maar tekent erbij aan: „Met de kennis van nu is het gemakkelijk oordelen over het handelen van mensen uit het verleden.”
„Met de kennis van nu is het gemakkelijk oordelen” - Betsy Biemond-Boer, auteur rapport
Littekens
Het ontnemen van rechten ging sneller dan het teruggeven ervan. Het kostte Eva Gazan-Meuleman, de enige Dirkslandse Jood die de oorlog overleefde, tien jaar om haar eigendommen weer in bezit te krijgen.
„Het is goed om onder ogen te zien wat er is gebeurd”, stelt de Flakkeese wethouder Bruggeman. „We kunnen het verleden niet veranderen, maar we kunnen er wel van leren.”
De auteur van het rapport citeert een overlevende die „het erkennen van fouten en het (h)erkennen van pijn” belangrijk noemde. „Daarmee verdwijnen de wonden en de littekens niet, maar het helpt om te gaan met littekens en het helpt (misschien) de pijn te verzachten.”
> betsybiemond.nl/rechtsherstel