NIOD: rechtsherstel Joden had te weinig prioriteit in Rotterdam
Het ‘huishoudboekje’ van de gemeente Rotterdam had, net als dat in andere steden, prioriteit boven het rechtsherstel van Joden die na de Tweede Wereldoorlog hun gestolen onroerend goed probeerden terug te krijgen. Op een aantal punten heeft de gemeente Rotterdam financieel geprofiteerd van de Duitse anti-Joodse maatregelen. Dat is de conclusie van het onderzoek van het instituut voor oorlogsstudies NIOD naar de ‘ontrechting’ en het rechtsherstel van Joodse oorlogsslachtoffers in de periode 1940-1950.
In welke mate de Joodse huiseigenaren financieel benadeeld zijn, is volgens het onderzoek lastig vast te stellen. Berekeningen zijn in alle gevallen moeilijk te maken door de aard en het fragmentarische karakter van het bronnenmateriaal.
Dit rapport is dan ook eerder een beleidsevaluatie van de gemeente Rotterdam tijdens en vlak na de bezetting over ontrechting en rechtsherstel van Joodse vervolgden, dan dat het kan dienen als een onderbouwing van een eventuele financiële compensatie, stellen de onderzoekers. De complexiteit zit volgens hen vooral in de verrekening van achterstallige (belasting)schulden waar het gaat om huizen binnen de brandgrens, dat is de grens tot waar de stad door bombardement in 1940 en de daaropvolgend brand werd verwoest.
De gezamenlijke Joodse organisaties in Rotterdam, ook vertegenwoordigd in de Klankbordgroep die het onderzoek begeleidde, zeggen niet verrast te zijn door conclusies van het onderzoek. „Wel zijn we blij dat het rapport van het NIOD eindelijk meer inzicht biedt in wat de houding is geweest van het gemeentebestuur jegens de Rotterdams Joodse vervolgingsslachtoffers in de periode na de Tweede Wereldoorlog. Anders dan in andere steden bemoeilijkt het bombardement in de eerste oorlogsdagen en de hierop volgende onteigening van al het onroerend goed binnen de brandgrens de volledige beeldvorming over het naoorlogse rechtsherstel van Joodse Rotterdammers.”