OM eist zeven jaar cel voor doden echtgenote Veghel
Het Openbaar Ministerie heeft donderdag bij de rechtbank in Den Bosch zeven jaar gevangenisstraf geëist tegen de 67-jarige Martinus van de D. uit Veghel, voor het wurgen van zijn 64-jarige echtgenote, op 25 september vorig jaar. Een motief is niet duidelijk geworden. Van de D. belde direct na het geweld met 112 en meldde dat hij zijn vrouw had gedood. „Ik weet niet waarom ik dit heb gedaan”, zei hij tegen de rechter. „Ik weet het echt niet.”
Het slachtoffer werd gewurgd met het snoer van het lampje naast het echtelijk bed waarin zij lag, in de woning van het paar aan de Violenstraat in Veghel. Van de D. verklaarde dat hij die ochtend wakker werd, zich op de overloop aankleedde, in de slaapkamer zijn schoenen aantrok en de lamellen opende. Daarna pakte hij het bedlampje en wurgde hij zijn vrouw met het snoer.
Het paar was bijna 37 jaar getrouwd. Volgens de familie van de verdachte vormden Van de D. en zijn vrouw „een goed stel”. Meer dan af en toe een meningsverschil hadden zij volgens de verdachte niet. „We hadden het goed samen.”
„Er is een heleboel onduidelijk in dit dossier”, stelde de voorzitter van de rechtbank vast.
In pogingen te verklaren waarom Van de D. ogenschijnlijk uit het niets zijn vrouw heeft gedood, is naast een gedragskundig onderzoek ook een neurologisch onderzoek uitgevoerd. De man had eerder ernstige slaapproblemen gehad, onder meer in de vorm van hevige, enge dromen. Slaapexperts hebben uitgebreid onderzocht of hij aan een specifieke slaapstoornis lijdt. Door die stoornis (onder meer enge dromen, die tot agressief gedrag kunnen leiden) zou hij zijn vrouw mogelijk in zijn slaap hebben kunnen doden.
De deskundigen hebben de diagnose niet kunnen stellen, maar sluiten niet uit dat de verdachte aan de stoornis lijdt. Die conclusie vindt het OM onbruikbaar. Justitie gaat er dan ook vanuit dat Van de D. volledig toerekeningsvatbaar is en gestraft moet worden.
Tijdens het proces spraken de dochter en de zoon van de verdachte. Zij omschreven hem als een „lieve, hardwerkende vader, een goeie man die niemand kwaad zou doen”. Zij menen dat hun vader ook slachtoffer is in de zaak, „een patiënt, in ieder geval geen dader”. Van de D. hoorde de woorden van zijn kinderen huilend aan.
De advocaat van de verdachte meent dat de slaapstoornis voldoende aannemelijk is geworden en dat Van de D. niet met opzet heeft gehandeld.
De rechtbank doet uitspraak op 29 augustus.