Amsterdam in de 18e eeuw veiliger dan nu
Amsterdam was in de achttiende eeuw een stuk veiliger dan tegenwoordig. Althans, dat doen de criminaliteitscijfers uit die tijd vermoeden.
Drie eeuwen geleden arresteerde de politie op jaarbasis slechts 12 mensen per 10.000 Amsterdammers. Enkele jaren geleden was dit aantal gegroeid tot meer dan 200 arrestaties. Dat blijkt uit het vervolg van de tweede versie van het boek ”Geschiedenis van Amsterdam”, dat vrijdag uitkomt.
In de achttiende eeuw waren er dan ook veel minder regeltjes en wetten dan nu en was het politiekorps een stuk kleiner. Amsterdammers werden in vroeger tijden bijvoorbeeld niet opgepakt omdat ze dronken achter het stuur zaten of betrokken waren bij rellen na een voetbalwedstrijd. Volgens Maarten Prak, een van de schrijvers van het hoofdstuk ”Stad van tegenstellingen”, kan worden aangenomen dat Amsterdam in die tijd veiliger was dan heden ten dage.
De aard van de criminaliteit lag in het verleden ook anders. Geweldsmisdrijven bleven beneden de 10 procent en in bijna de helft van de gevallen betrof het vermogensdelicten, waaronder inbraak en zakkenrollerij. Ook het aantal arrestaties wegens zedenmisdrijven bleek opvallend groot, ongeveer een op de vijf delicten. Veel van die laatste zaken hadden te maken met prostitutie.
De seksindustrie vierde in de achttiende eeuw al hoogtij in Amsterdam. Dat had te maken met zeelui die de hoofdstad aandeden. Het gebied waar zich nu de wallen bevinden, stond toen al bekend als rosse buurt. Rond de Geldersekade, destijds een achterstandsbuurt, zaten veel speel-, muziek- en danshuizen. In feite waren dat allemaal bordelen.
Amsterdam is volgens de schrijver internationaal trendsetter geweest bij de ontwikkeling van het uitgaansleven. In de hoofdstad begonnen mensen in de tweede helft van de zeventiende eeuw hun vertier ’s nachts buiten de deur te zoeken, toen de burgemeester straatverlichting invoerde. In de binnenstad kwamen 800 olielantaarns.
Belangrijkste doel was het voorkomen van ongevallen door de duisternis, zoals mensen die in het donker in het water vielen en verdronken. De lantaarns zorgden ook voor een zekere misdaadpreventie, want de veiligheid in het Amsterdamse centrum ging er flink op vooruit. De verlichte straten leidden er echter ook toe dat veel meer mensen ’s avonds uitgingen, waardoor er weer een nieuw soort overlast ontstond. Tippelaarsters maakten gretig gebruik van de klandizie die deze nieuwe ontwikkeling met zich meebracht.
Eind achttiende eeuw daalde de criminaliteit in de stad opvallend. Zo daagde justitie in de zeventiende eeuw nog 400 tot 500 mensen voor het gerecht, 100 jaar later minder dan de helft. Deze daling had niet zozeer te maken met het feit dat de Amsterdamse burgers braver waren geworden, maar lag meer aan de autoriteiten, die zich wat minder bekommerden om deviant gedrag en zich amper nog bezighielden met de bestrijding van zedendelicten.