Bang voor Iran-achtige taferelen
„Als moslims graag in Nederland willen wonen: prima. Maar dan moeten zij zich wel aanpassen aan de grondwetten die in ons land gelden. Integratie moet niet van twee kanten komen.” Daarmee zette wethouder M. Pastors woensdagavond het vierde Rotterdamse publieke debat over islam en integratie direct op scherp.
De zaal van het Rotterdamse World Trade Center is overvol. Opvallend is dat er veel moslims aanwezig zijn. De 31-jarige N. Dos Santos-Schippers -lange mantel en zwarte hoofddoek- is een van hen. Ze is er vanavond omdat ze zich zorgen zegt te maken over het antimoslimklimaat in Nederland. „Vanmiddag schopte een echtpaar keihard tegen mijn kinderwagen met daarin m’n baby. Ze zeiden dat ik op hen inreed, terwijl ik geen vlieg kwaad deed.”
De jonge vrouw is van oorsprong Nederlandse en heeft zich tot de islam bekeerd, nog voordat ze haar huidige man leerde kennen „Mijn ouders waren katholiek. Gelukkig is de islam niet zo’n poppetjesgeloof. De roomsen mogen de beelden geen eer aandoen, zo is ook mijn ouders altijd geleerd.” Smalend: „In de Roomse Kerk hebben ze niet veel anders gedaan dan beeldjes aanbidden. Uit de islam haal ik mijn kracht. De islam is heel goed. Alle slechte dingen die over de islam de wereld in worden gestuurd, zijn meestal afkomstig van moslims zelf die niet de diepere rijkdom achter de koran zien en heel oppervlakkig geloven. Datzelfde verschijnsel zie je terug bij het christendom.”
Zo positief de tot de islam bekeerde Nederlandse is over haar godsdienst, zo veel bedenkingen heeft wethouder Pastors bij de religie. Hij is van mening dat het wringt tussen de beginselen van de islam enerzijds en de wetten en regels van de Nederlandse maatschappij anderzijds. „De overheid moet zich bemoeien met de islam in Rotterdam”, zo luidt een van zijn stellingen.
„De overheid moet de misdaden die sommige moslims begaan aanpakken en zich niet bemoeien met de religie”, zo vindt een jonge moslim. Maar wat dan als die misdaden onder de vlag van de islam gepleegd worden? „Dan zijn het dus criminelen en geen echte moslims”, concludeert hij. Een oudere Rotterdammer is het met die stelling eens. „Als de SGP om haar vrouwenstandpunt aangepakt wordt, vindt iedereen in Nederland dat heel normaal. Dus waarom zou de overheid de excessen in de islam niet mogen aanpakken?”
„We moeten de Koning der koningen en Heere der heerscharen toelaten in de samenleving”, zo neemt een man het voor het christendom op. „Mohammed heeft totaal geen geestelijke wortels.” De moedige uitspraak van de man komt hem op wat schamper gelach en gejoel te staan.
Een jonge moslim zegt zich erg veilig te voelen bij een overheid die zich met de islam bemoeit. „Ze zorgt voor bescherming, voor mij en voor mijn kinderen. Balkenende heeft de aanslagen op moslimscholen na de moord op Van Gogh scherp veroordeeld. Hij nam het voor ons op. Ik voel me daar goed bij.”
Bemoeienis door de overheid moet vooral de uitwassen van de islam bestrijden, vindt een aanwezige. „De radicale moslims zouden het liefst de sharia ingevoerd zien. De overheid moet onze rechtsstaat daartegen verdedigen. Waar de sharia overwicht krijgt, komt er onderscheid in bevolkingsgroepen. Moslims worden daarin buitenproportioneel bevoorrecht.” Een jongeman gaat nog verder. Hij verkondigt dat Nederland ervoor op moet passen dat de islam niet de overhand krijgt, „omdat we anders Iran-achtige taferelen hier krijgen. Nederland was altijd trots en vrij. De islam moet verbannen worden uit Nederland”, zo verkondigt hij onomwonden zijn mening.
Een gesluierde moslima vindt de stelling waarover wordt gepraat een verkeerde. „De overheid bemoeit zich al met de islam. Er wordt echter nauwelijks naar ons geluisterd”, zegt ze in het gezicht van wethouder Pastors. „De overheid luistert pas als je net als Hirsi Ali misstanden binnen de islam aankaart. Alleen dan is er een open oor.” Wethouder Pastors vindt de jonge vrouw onredelijk. „Jullie praten alleen met de overheid als het jullie uitkomt. Daarom moet je niet zeggen dat wij niet naar moslims luisteren.”
De sleutel van integratie ligt bij moslims zelf, zo luidt de tweede stelling van de avond. Een aanwezige richt zijn pijlen vooral op het dragen van hoofddoekjes door moslima’s. „Een rechter in Amerika moest een steen met de Tien Geboden verwijderen die hij in de rechtbank had geplaatst. Terecht. Rechtspraak, ook in Nederland, moet niet gefundeerd zijn op welke religie dan ook. Dus alle keppeltjes, baarden en hoofddoeken moeten verdwijnen in een dergelijk openbaar gebouw.”
Een andere bezoeker van het debat stelt enkele moslima’s de vraag of zij bereid zijn de hoofddoek af te doen als dat hun een baan oplevert. De dames roepen luidkeels: „Nee!” „Waarom moeten wij van alles, terwijl de overheid of een werkgever niets voor ons doet?” zo vraagt een van de meisjes zich af. „Ik houd mijn hoofddoek om.” Een geloofsgenoot vindt dat de jonge vrouwen de hoofddoek moeten afleggen. Zijn vraag aan de meisjes levert hem een applaus op: „Wat zouden jullie vinden van een leraar die voor de klas staat met een keppeltje op het hoofd?”