Tussen 1972 en 2000 tekent de dalende trend van sterfte zich onder alle leeftijdscategorieën af. Ook is de gemiddelde leeftijd van overlijden gestegen. In 1972 was 65 procent van de mannen ouder dan 65 jaar, terwijl dit in 2000 74 procent was. Voor vrouwen zijn deze cijfers 85 procent in 1972 en 91 procent in 2000. Dit valt te verklaren door de leeftijdsopbouw (er zijn meer ouderen) en het op een latere leeftijd optreden van het infarct. Door de verbeterde behandelingsmethoden is de overlevingsduur eveneens toegenomen.

In 2000 bedroeg de totale sterfte aan een hartinfarct 12.959 (7291 mannen en 5668 vrouwen). Het aandeel van het hartinfarct in alle doodsoorzaken binnen de groep hart- en vaatziekten kwam hiermee op 26 procent.

In 2000 overleden 49.952 personen aan een hart- of vaatziekte. Het is voor het eerst dat de totale sterfte onder de 50.000 personen uitkwam.