Minister matigt taaleis voor medewerkers buitenschoolse opvang
Medewerkers in de buitenschoolse opvang (bso) hoeven niet te voldoen aan de taaleis die vanaf 2025 geldt voor de kinderopvang. Demissionair minister Karien van Gennip (Sociale Zaken) versoepelt de norm om de personeelstekorten waar de branche toch al mee kampt niet te verergeren.
Pedagogisch medewerkers in de kinderopvang moeten vanaf 2025 Nederlands spreken en begrijpen op minimaal havo- of mbo 4-niveau. De invoering daarvan is al eens met twee jaar uitgesteld in verband met personeelstekorten. Van Gennip zegt nog altijd signalen te krijgen „dat de taaleis voor sommige pedagogisch professionals en studenten lastig te halen is”.
In de bso weegt taal volgens Van Gennip minder zwaar, onder meer omdat kinderen er minder uren doorbrengen dan op de dagopvang. Daarom kan voor de bso een lagere eis gelden. Medewerkers moeten er straks het Nederlands beheersen op minimaal mbo 3-niveau. Deze uitzondering „draagt bij aan behoud van arbeidskrachten voor de kinderopvang”, schrijft de minister aan de Tweede Kamer.
Van Gennip wil ook coulant zijn voor medewerkers die al tegen hun pensioen zitten. Zij hebben volgens onderzoek vaker moeite met de taaleis. Om te voorkomen dat „belangrijke ervaring” verloren gaat, krijgen medewerkers van 60 jaar en ouder drie jaar langer om aan de taaleis te voldoen.