Cultuur & boekenTaal

Waarom in de buurt van New York nog lang Nederlands gesproken werd

Dat New York oorspronkelijk Nieuw-Amsterdam heette, weten veel Nederlanders nog wel. Dat er in de buurt van de metropool nog drieënhalve eeuw een variant van het Nederlands gesproken werd, is veel onbekender. Historicus en schrijver Philip Dröge (56) schreef een boek over de Tawl.

7 March 2024 08:21Gewijzigd op 7 March 2024 15:20
Philip Dröge. beeld Anne van Gelder
Philip Dröge. beeld Anne van Gelder

De ontdekkingsreiziger Henry Hudson voer in dienst van de VOC in 1609 de Atlantische Oceaan over, op zoek naar een nieuwe route richting Azië. Hij kwam echter aan land op wat de toenmalige bewoners van Amerika Manaháhtaan noemden, ”plek waar je hout voor bogen haalt”. Nu is dat Manhattan, het kloppend hart van New York.

De Britse zeevaarder ontdekte het nieuwe, vruchtbare land terwijl hij in Nederlandse dienst was, dus kwam het in Nederlandse handen. Veel andere Hollandse schepen volgden. De zakenlui stichtten handelsposten op de oever van de rivier die later de naam van zijn ontdekker zou krijgen, de Hudson. Die posten kregen namen als Beverwijck en Nieuw-Amsterdam. En het Nederlands was daar natuurlijk de voertaal.

De Engelsen hadden het op Nieuw-Nederland voorzien. Na een paar oorlogen krijgen zij het stuk land in 1674 definitief in handen. Nieuw-Amsterdam wordt omgedoopt tot New York. Maar de voertaal laat zich niet zomaar verdrijven. In dorpjes ten noorden en ten westen van de huidige miljoenenstad blijft het Nederlands nog eeuwenlang bestaan. Of eigenlijk: een variant ervan, die ”de Tawl” wordt genoemd. Pas in 1962 overlijdt de laatste spreker van dit Nederlandse dialect.

Philip Dröge stapte in het bruisende New York op een gammele fiets, op zoek naar sporen van de Tawl. Over die speurtocht schreef hij een boek.

Wat bracht u ertoe ”De Tawl” te schrijven?

„Het idee werd geboren toen ik, waarschijnlijk in 1992, in de bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam een studieboek over taalkunde las. In een voetnoot ging het over het Nederlands dat eeuwenlang in de buurt van New York is gesproken. Ik dacht: dat is interessant, daar wil ik nog eens iets mee. Jarenlang heeft het idee in een mapje in m’n hoofd gezeten.”

Waarom kwam het een paar jaar geleden uit dat mapje?

„Een belangrijke aanleiding was het nieuws over de snelheid waarmee momenteel talen wereldwijd uitsterven. Per jaar verdwijnen er zo’n drie of vier. Dat intrigeert me, het grijpt me aan. Het heeft iets enorm melancholieks. De laatste spreker van een taal, dat is per definitie een heel eenzaam figuur, die heeft niemand meer om mee te spreken.

Mede vanwege deze ontwikkeling leek me de tijd rijp om het verhaal van het uitgestorven Neder-Amerikaans te vertellen.”

Hoe kon de Tawl zo lang overleven in de buurt van een metropool als New York?

„Wil een taal overleven, dan moet er een zekere massa zijn die zich daarin uitdrukt. Die massa was in de 17e eeuw heel groot in Nieuw-Nederland: als je geen Nederlands sprak, kon je daar weinig beginnen.

In New York verdween die massa in de eeuw daarna in rap tempo, maar in geïsoleerde dorpjes eromheen kwam dat proces veel later op gang en verliep het vaak veel trager. Die streek was tot relatief kortgeleden een soort janboerenfluitjesland, waar mensen van agrarische activiteiten leefden. In die beschermde omgeving is het Nederlands steeds van ouder op kind doorgegeven. Soms heeft het wel negen of tien generaties overleefd.

De Tawl was een opvallend taaie taal. Men heeft er lang de meerwaarde van ingezien om het aan de kinderen door te geven. Eeuwenlang voelden mensen: het Nederlands hoort bij dit dorp, bij wie wij zijn.”

U bracht veel bezoeken aan kerkhoven en trof daar grafstenen aan met Nederlandse teksten erop. Welke rol speelde de kerk in het voortbestaan van de Tawl?

„De kerk was een soort levensbloed voor die taal. In de kerk werd Nederlands gesproken, altijd. En daarom leerden ouders het hun kinderen. Je had het nodig om met God te kunnen praten, zo werd dat ervaren.

Nieuwe predikanten kwamen ook altijd uit Nederland. Dat werd gedaan om te voorkomen dat Engelstalige voorgangers ongemerkt een dwaling in de kerk zouden brengen. Die geïmmigreerde predikers spraken natuurlijk het Nederlands dat in het vaderland werd gesproken, dus die hielden de zuiverheid van de taal nog enigszins op peil.

Daarnaast heeft de kerk een sterk samenbindende factor. Daardoor bleven gemeenschappen hecht, en bleef hun taal behouden.

De ontkerkelijking zal ook een belangrijke factor zijn geweest bij het verdwijnen van de Tawl. Het religieuze motief om het aan volgende generaties door te geven verdween.”

Er zijn plaatsjes waar het Nederlands in heel korte tijd totaal verdween. Hoe kon dat gebeuren?

„Industrialisatie en verstedelijking zijn daar de belangrijkste oorzaken van. Ik ben voor het boek in Schenectady geweest, een stadje zo’n 200 kilometer ten noorden van New York. In een oud artikel las ik over een Nederlander die daar rond 1850 kwam en tot zijn stomme verbazing overal met zijn moedertaal toe kon. In de winkel, in de trekschuit, in de kerk.

Vervolgens vond ik een artikel uit 1890, waarin een oude man vertelt dat hij een van de laatste inwoners van Schenectady is die Nederlands spreken. In een halve eeuw was het Nederlands er dus verdwenen. Dat komt omdat Schenectady bij uitstek een plaats was waar allerlei industrie zich vestigde. Er kwamen mensen van buitenaf bij. Nieuwe migranten, die dachten: laat ik maar Engels gaan leren, want daar kan ik ook in New York mee terecht. Terwijl je niet heel lang daarvoor Nederlands leerde als je in Schenectady ging wonen. Anders kon je niet communiceren met de mensen in je omgeving.

20144172.JPG
Philip Dröge. beeld Anne van Gelder

Daar zag je dus dat binnen één mensenleven een taal ergens kan verdwijnen.”

U fietste door de streek waar ooit de Tawl werd gesproken. Wat is de bijzonderste vondst die u deed?

„Voor ik op de fiets stapte, heb ik ruim een jaar lang onderzoek gedaan. Maar ik wilde dat het voor me ging leven, ik wilde het gebied zelf ervaren, de mensen spreken die er wonen. Vandaar die fietstocht.

Ik hoopte onderweg ook mensen te ontmoeten die me konden vertellen over een opa of overgrootmoeder die de Tawl nog kon spreken. Dat zou de mooiste vondst zijn geweest, maar helaas ben ik die niet tegengekomen. Wel kwam ik bij mensen die nog houten klompen van het voorgeslacht hadden staan. En bij een man die een Statenbijbel had liggen, al had hij zelf geen idee wat voor boek het was. Hij sloeg hem voor mij open en ik begon spontaan te lezen. Die man stond perplex. Hij had niet gedacht dat de vreemde taal in dat dikke boek nog door iemand gelezen kon worden.

Maar de mooiste ontdekking deed ik in het archief van de staat New York, in Albany. Een kolossaal archief. Alleen, er komt geen hond. Maar dus wel een Nederlander op een fiets.

Ik had gevraagd of ze voor mij de collectie van Hermanus Bleecker wilden klaarleggen. Hij was advocaat, hoogleraar, politicus, diplomaat en zakenman, en een vriend van de latere Nederlandstalige president Martin van Buren. Het archief bewaart tal van belangrijke zakelijke correspondentie van zijn hand, waarvan sommige documenten in het Nederlands zijn geschreven. Tussen al die brieven trof ik ineens een liefdesbrief van zes kantjes aan. Met daarin een gedicht van vijftien coupletten, waarin hij ene Rachel vertelt hoe geweldig ze is en dat hij graag meer dan een gewone vriendschap met haar wil. Het voelde een beetje gênant om dat te lezen. Maar het was zo puur, zo authentiek, zo ongepolijst. Het voelde als een levensteken van een uitgestorven taal. Alsof Bleecker vanuit z’n graf me iets aanreikte.

Het bijzondere was ook: ik kon echt iedere zin goed lezen. Zo goed en modern was het Nederlands waarin hij schreef. Terwijl Bleecker volledig Amerikaans was; hij is daar geboren en getogen. Heel bijzonder.”

Welk verhaal heeft het boek niet gehaald?

„Als het goed in de verhaallijn zou hebben gepast, had ik nog willen vertellen over de grootste samenkomst van sprekers van de Tawl. Dat was een bijeenkomst van geheelonthouders, in 1842.

Halverwege de negentiende eeuw was er een beweging die drank als de veroorzaker van al het kwaad zag. Geheelonthouder zijn was hip. Er werden ook bijeenkomsten over het thema georganiseerd. In 1842 was er zo’n samenkomst op een veld in het dorpje Stuyvesant Falls. In de krant stond een uitnodiging om daarheen te komen, met de mededeling dat de toespraken in het Nederlands waren. Er woonden in die streek, vlak bij Kinderhook, dus nog zo veel Tawl-sprekers dat je er als Engelstalige weinig begon.

Volgens de berichtgeving waren er veel meer dan 5000 bezoekers op dat veld in Stuyvesant Falls. En die konden dus allemaal Nederlands verstaan.

Ik stond er in m’n eentje, met mijn fiets. Heel symbolisch.”

Is de geschiedenis van de Tawl de toekomst van het Nederlands?

„Als we niet uitkijken wel. Ook het Nederlands wordt door het Engels bedreigd. En het gaat steeds verder. Ik woon in Amsterdam, en hier in de binnenstad kun je vaak al niet meer met Nederlands toe. Vorige week wilde ik een broodje bestellen in een zaak die The Social Hub heet. Degene die mij de kaart aanreikte, sprak louter Engels en hij was naar eigen zeggen de ”community supervisor”.

En vanmorgen zei iemand bij het tv-programma Goedemorgen Nederland nog dat mensen bij een bepaalde zaak geen „sense of urgency” meer hebben. Dan denk ik: waarom niet gewoon „urgentiegevoel”?

In het Engels heb je de uitdrukking ”the death of a thousand cuts”, de dood van duizend sneetjes. Als we niet oppassen gaat het Nederlands op die manier z’n ondergang tegemoet. Net als de Tawl.”

De Tawl, Philip Dröge; uitg. Spectrum; 256 blz.; € 24,99

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer