Te weinig aandacht voor gehandicapte leerling
Leraren zijn niet goed voorbereid op leerlingen met een handicap. Dat vindt een overgrote meerderheid van de schooldirecteuren in het basis- en voortgezet onderwijs. Driekwart van de leraren moet veel harder werken door de komst van gehandicapte leerlingen.
Dat blijkt uit een onderzoek dat twee organisaties voor gehandicapte jongeren, Stinafo en Jopla, hebben laten uitvoeren. Sinds augustus 2003 krijgen gehandicapte kinderen een spreekwoordelijk rugzakje met geld, waarmee ze naar een normale school kunnen. Daarmee kunnen ze voorzieningen betalen om dit onderwijs te volgen.
De twee organisaties lieten het onderzoek onder bijna 350 basisscholen en bijna 150 middelbare scholen uitvoeren. Een op de vijf basisscholen heeft leerlingen met een rugzakje gekregen, in het voortgezet onderwijs gaat het om 43 procent van de scholen.
Het gaat in het voortgezet onderwijs vooral om jongeren met een gedragsstoornis, zoals ADHD. Op basisscholen komen vooral rugzakleerlingen met een lichamelijke handicap of een spraakstoornis binnen.
De meeste schooldirecteuren vinden dat het ministerie van Onderwijs de invoering van het rugzakje slecht heeft begeleid en denken dat de problemen niet snel achter de rug zullen zijn.
Bijna de helft (47 procent) van de directeuren van middelbare scholen denkt dat de leerlingen met een handicap beter af zouden zijn op een school voor speciaal onderwijs. Onder basisschooldirecteuren is dit 17 procent. Van de directeuren in het voortgezet onderwijs denkt 45 procent ook dat de rugzakleerlingen meer kans lopen om gepest worden. Bij directeuren van basisscholen is dat 15 procent.