Lange arm Eritrea reikt tot ver buiten eigen land
Onderdrukking door het regime van de Eritrese president Isaias Afewerki (78) deed veel inwoners naar het buitenland vluchten. Heeft de regering van het Oost-Afrikaanse land ook daar nog een vinger in de pap?
Eritrea komt er in rapporten van mensenrechtenorganisaties niet best vanaf. Human Rights Watch beschrijft het land als een „eenmansdictatuur onder de niet-gekozen president Afewerki, zonder wetgevende macht, onafhankelijke maatschappelijke organisaties en media, en onafhankelijke rechtspraak”.
Dat leidt tot uiteenlopende schendingen van mensenrechten. Variërend van opsluiting zonder vorm van proces tot het sluiten van alle onafhankelijke kranten. Berucht is ook de verplichte militaire dienstplicht. Mannen en vrouwen moeten in het leger – tegen een hongerloontje en vaak voor onbepaalde tijd. Verkiezingen zijn er sinds de onafhankelijkheid in 1993 niet meer geweest.
Ranglijst
Het Oost-Afrikaanse land prijkt ook al jarenlang hoog op de ranglijst christenvervolging van Open Doors; dit jaar op plaats 4. „Elk aspect van het leven in Eritrea wordt gecontroleerd. Christenen worden aangemerkt als niet-vaderlandslievend. Alles wat gelovigen doen, wordt gezien als een bedreiging voor de nationale veiligheid en als een daad van verzet. Eritrese veiligheidsdiensten vallen regelmatig samenkomsten van huiskerken binnen”, schrijft de organisatie op haar website.
Niet voor niets ontvluchten daarom jaarlijks tienduizenden Eritreeërs hun land. Naar schatting 12 procent van de bevolking leeft inmiddels in ballingschap. Onder hen bevinden zich vanzelfsprekend veel tegenstanders van het regime. Maar de Eritrese diaspora telt ook aanhangers van Afewerki en de zijnen. En die twee groepen liggen met enige regelmaat met elkaar in de clinch. Niet alleen in Nederland, zoals afgelopen zaterdag, maar ook in landen als Zweden, Duitsland en Israël.
Deportatie
Vorig jaar september ging het nog mis in Tel Aviv, waar honderden Eritreeërs in het arme zuidelijke stadsdeel met de politie slaags raakten tijdens de viering van de Eritrese Onafhankelijkheidsdag. Premier Benjamin Netanyahu riep in een reactie op tot de deportatie van de Oost-Afrikaanse migranten, vooral van degenen die op de hand van de regering in Asmara zijn. „Zij kunnen natuurlijk niet claimen dat zij vluchtelingen zijn, want zij steunen het regime. Als ze dan zulke fans zijn, laten ze dan naar hun land van herkomst teruggaan.”
Korte tijd later deden zich soortgelijke ongeregeldheden voor tijdens een festival dat door aanhangers van de Eritrese overheid in het Zuid-Duitse Stuttgart was georganiseerd. „Buitenlandse conflicten moeten niet in ons land worden uitgevochten”, verklaarde de Duitse minister van Binnenlandse Zaken, Nancy Faeser daarop. Eerder die zomer vlogen Eritreeërs elkaar in de haren in het Noorse Bergen en in de Zweedse hoofdstad Stockholm.
Diverse deskundigen wijzen met de beschuldigende vinger naar de regering-Afewerki als aanstichter van de rellen onder Eritrese migranten. Asmara zou een actieve rol spelen bij het organiseren van festiviteiten onder aanhangers in het buitenland om zo de spanningen tussen voor- en tegenstanders van het regime aan te wakkeren en chaos te creëren.
Harde valuta
Tegelijkertijd probeert de Eritrese overheid door controle van de Eritrese gemeenschap in het buitenland harde valuta binnen te halen. Dat gebeurde ook in Nederland. In 2018 werd de hoogste Eritrese diplomaat uitgezet omdat het regime in Asmara voormalige landgenoten in Nederland dwong om belasting af te dragen. Twee jaar later raakte de ambassade in Den Haag opnieuw in opspraak omdat diplomaten geld inzamelden bij de Eritrese gemeenschap. Zij dreigden dat hun familie in Eritrea geen voedselcoupons meer zou krijgen als ze weigerden te betalen.
Klaarblijkelijk maakt het Eritrese regime zich niet alleen schuldig aan onderdrukking van de bevolking in eigen land, maar reikt de lange arm van Asmara ook tot ver daarbuiten.