Servië versus Kosovo: een eindeloos verbitterde vete op de Balkan
”Onthoud: Kosovo is van Servië” staat in graffiti op een brug over de snelweg van de luchthaven Nikola Tesla richting de Servische hoofdstad Belgrado. Zo’n 250 kilometer naar het zuiden wordt daar anders over gedacht. In Kosovo is geen plaats voor verheerlijking van Poetin, NAVO-haat of antiwesters sentiment.
De Kosovaarse hoofdstad Pristina is een samensmelting tussen het Midden-Oosten en het Westen. Talloze minaretten steken op uit de bebouwing en er is een ruime keuze aan halalrestaurants. Niet verwonderlijk in een stad waar ruim 95 procent van de mensen zich moslim noemt.
Maar de islam gaat prima samen met een uitgesproken liefde voor het Westen. Op het dak van het Victory Hotel staat een replica van het Vrijheidsbeeld, het straatbeeld wordt opgefleurd door Amerikaanse en Europese vlaggen en bustes van westerse ‘helden’ staan op prominente plekken in de stad.
Het grootste standbeeld staat op de Bulevardi Bill Klinton, de verkeersader die Pristina doorsnijdt. Het langsrazend verkeer wordt sinds 2009 begroet door een 3,5 meter hoog standbeeld van de Amerikaanse oud-president Bill Clinton (1993-2001). In zijn rechterhand houdt hij documenten vast met de inscriptie van de datum waarop de NAVO begon met het bombarderen van Servië: 24 maart 1999.
„Hij hielp ons tijdens de oorlog”, zegt een jonge voorbijgangster, wijzend naar het standbeeld van Clinton. Ze doelt op de gebeurtenissen in het voorjaar van 1999. Nadat Kosovo zich in 1998 van Servië wilde afscheiden, brak oorlog uit. Een bloedig conflict, waarbij de Serviërs het niet schuwden buitensporig geweld tegen de etnisch Albanese bevolking van Kosovo te gebruiken. Zo’n 9000 Kosovaren vonden de dood; 850.000 anderen sloegen op de vlucht.
De gealarmeerde internationale gemeenschap poogde onder leiding van de NAVO aan het Servische geweld een einde te maken door strategische doelen in Servië te bombarderen. Die NAVO-inzet bracht de Serviërs na twee maanden op de knieën. Belgrado verloor definitief haar gezag over Kosovo. Op 17 februari 2008 riep Kosovo haar onafhankelijkheid uit. Servië, gesteund door Rusland, erkent het landje echter nog altijd niet.
Krim
Hoewel de meerderheid van de ruim 1,8 miljoen Kosovaren de Albanese etniciteit hebben, wonen in Noord-Kosovo nog altijd zo’n 50.000 etnische Serviërs. Nergens is de spanning tussen Servië en Kosovo zo voelbaar als in Mitrovicë, een stad met een noordelijk en een zuidelijk deel. In Noord- Mitrovicë wonen bijna uitsluitend etnische Serviërs; in het zuiden vrijwel alleen etnische Albanezen.
Slechts een brug over de Ibarrivier verbindt de zuiderlingen en noorderlingen met elkaar. Rood-witte betonblokken houden echter motorisch verkeer tegen. Italiaanse carabinieri houden toezicht op wie te voet of per fiets de brug oversteekt. Internationale handhavers, omdat de etnische Serviërs Kosovaarse politie niet vertrouwen.
In Noord-Mitrovicë maken ze er geen geheim van. ”Kosovo hoort bij Servië, zoals de Krim bij Rusland” staat op een muur. Servische vlaggetjes hangen boven de straat.
„De autoriteiten in Belgrado maken hier feitelijk de dienst uit”, verklaart Milica Radovanovic, een jonge Servische uit Noord-Mitrovicë. Ze werkt als projectmanager bij New Social Initiative, een ngo bedoeld om de dialoog tussen Serviërs en Albanezen levend te houden. „Belgrado betaalt hier de lonen, zorgt voor onderwijs en onderhoudt het pensioensysteem in Noord-Kosovo.”
Na het akkoord van Brussel (2013) maakt Pristina echt werk van de integratie van de regio. De afgelopen tien jaar werd nog in bepaalde mate een parallel systeem geaccepteerd waarbij zowel Belgrado als Pristina hun diensten in de regio aanboden. Nu wil Pristina van dat hybride systeem af.
In het kader van integratie en als vergeldingsactie ten opzichte van Servië –waar nummerplaten met RKS niet worden erkend– verplicht Pristina in september 2021 Serviërs in Noord-Kosovo hun Servische nummerplaat in te wisselen voor een Kosovaarse. De vlam slaat in de pan. Radovanovic: „Serviërs erkennen Kosovo niet, willen bij Servië horen en willen niet een Kosovaarse nummerplaat.”
Na meer dan een jaar gesteggel over de kwestie, komt de Europese Unie met een voorlopige oplossing: aan de ‘vijandelijke’ grens wordt een simpel plakkertje over de landcode geplakt en niemand doet meer moeilijk. En dus rijden nu in Noord-Mitrovicë talloze ‘staatloze’ auto’s rond.
Burgemeester
Wie denkt dat de kous daarmee af is, heeft het mis. Nadat Pristina het Servisch bestuur in Noord-Kosovo in het Kosovaarse systeem integreert, leggen Servische agenten, gemeenteraadsleden en burgemeesters in november 2022 hun werk neer. Om de vacante burgemeestersplaatsen op te vullen, schrijven de Kosovaarse autoriteiten in april verkiezingen uit. Daarbij komen enkel etnische Albanezen opdagen. De overwegend Servische bevolking boycot de verkiezingen en stellen ook geen Servische kandidaten beschikbaar voor het burgemeestersambt.
Slechts 3 procent van de stemgerechtigden in Noord-Kosovo gaat naar de stembus. Nadat vooral etnisch Albanese burgemeesters zijn verkozen, accepteert de lokale bevolking de eigen burgemeester niet. In meerdere plekken breken gevechten uit met Kosovaarse agenten en NAVO-militairen – die de orde moeten handhaven. In Zvečan raken ordehandhavers zwaargewond.
De Bosniak Erden Atiq is sinds mei burgemeester van Noord-Mitrovicë en kreeg bij de verkiezingen ruim 500 stemmen in een stad met zo’n 20.000 inwoners. „Ik weet dat ik met weinig stemmen ben verkozen”, zegt Atiq in zijn kantoor op het stadhuis van Noord-Mitrovicë. „Maar het zou onwettelijk zijn de stad zonder burgemeester te laten.”
Ook bij zijn aantreden was er in mei bij het stadhuis een protest van Serviërs tegen zijn benoeming. Een maand later volgde een explosie bij het gebouw. Een handgranaat vernielde een politieauto. De muren van het gebouw –inmiddels veranderd in een vesting omgeven door een hoog hekwerk met punten, camera’s en geblindeerde ramen– moeten Atiq nu een gevoel van veiligheid geven.
Klooster
Het is incident na incident in Noord-Kosovo. In Banjska, slechts 12 kilometer van de Servische grens, vindt eind september een van de grootste aanslagen in de Kosovaarse geschiedenis plaats. Een weg kronkelt vanuit het dorpje steil omhoog. Bovenop de heuvel schittert de plaats delict, een middeleeuws Servisch-orthodox klooster, nu vredig in de namiddagzon. Verboden vuurwapens mee naar binnen te nemen, vertelt een pictogram ironisch genoeg bij de ingang. „Geen foto’s maken”, gebaart een politieagent. Met een kogelwerend vest, een volautomatisch geweer en twee honden aan de lijn loopt hij een rondje om het klooster.
Nadat een georganiseerde groep van dertig etnische Serviërs op de bewuste zondag de weg naar het dorpje Banjska blokkeert en probeert Kosovaarse politie-eenheden weg te jagen, verschansen ze zich in dit klooster. In een vuurgevecht met de politie, sterft een agent, een ander raakt gewond en ook drie aanvallers vinden de dood. De paramilitaire groep moet zich uiteindelijk overgeven.
Xhelal Svecla, Kosovo’s minister van Binnenlandse Zaken spreekt over „door Servië gesponsorde criminelen”. De aanvallers zouden in een trainingskamp aan de andere kant van de grens zijn opgeleid en Servisch wapentuig bij de aanval hebben ingezet.
Milan Radoičić, hoofd van de aanslagplegers, is een goede bekende van de Servische president Aleksandar Vučić. Servië ontkent echter na de aanval enige betrokkenheid. Een paar dagen na de aanslag kondigt Vučić aan Radoičić te zullen aanklagen.
Of Belgrado achter de aanslag in Banjska zit of niet, durft Marko Prelec, Balkananalist bij denktank International Crisis Group, niet te zeggen. Hij denkt eerder dat het incident internationaal negatieve aandacht voor Servië genereert. „Dit versterkt het beeld dat Vučić niet uit is op normalisering van de betrekkingen met Kosovo”, zegt Prelec.
Nationalist
De Europese Unie en de Verenigde Staten sturen erop aan de verhoudingen te normaliseren. Anders mogen de kandidaat-lidstaten niet bij de EU, oordeelt Brussel. Van Pristina wordt gevraagd Noord-Kosovo enige vorm van autonomie te geven. Belgrado moet in ruil daarvoor erkennen dat Kosovo niet meer bij Servië hoort.
Maar zowel de Kosovaarse premier Albin Kurti als zijn Servische collega Vučić weigeren daarin mee te gaan. Prelec: „Vučić is een Servische nationalist en Kurti een Albanese nationalist. Kurti staat er niet welwillend tegenover om de Serviërs in Noord-Kosovo enige autonomie te geven. Vučić heeft net zo’n moeite met de etnisch Albanese minderheid in Zuid-Servië. Beide landen delen telkens onderling stootjes uit. Als er een normalisatieverdrag komt, denk ik dat de tekst vaag en het verdrag zwak zal zijn. Voor nu lijken zowel Pristina als Belgrado niet te willen werken aan normalisatie.”