„Israëlische bevolking is wel terneergeslagen, maar niet wanhopig”
De Israëlische militairen die in de Gazastrook tegen de Palestijnse terreurbeweging Hamas vechten, laten vanzelfsprekend bezorgde geliefden achter. Zoals prof. Jonathan Halevy, van wie vier kleinkinderen in een elite-eenheid dienen.
Hij weet wat het is om zelf in de strijd te zijn. Halevy, voormalig directeur van het Shaare Zedekziekenhuis in Jeruzalem, was in 1967 voor het eerst op het slagveld tijdens de Zesdaagse Oorlog. Toen nog als hospik. Zes jaar later maakte hij als arts de Jom Kippoeroorlog aan het Egyptische front in de Sinaïwoestijn mee. In 1982 was hij commandant tijdens de Israëlische inval in Libanon.
Hoewel hij de verschrikkingen van die conflicten zeker niet wil bagatelliseren, verschillen ze volgens de 75-jarige arts wezenlijk van de aanvallen die de Palestijnse terreurbeweging op 7 oktober op Israël uitvoerde. „Destijds was het een oorlog tussen legers”, vertelt hij in zijn kamer in het Shaare Zedekziekenhuis, waar hij nog altijd een bestuursfunctie bekleedt. „De burgerbevolking was er niet in directe zin mee gemoeid. De enige overeenkomst met 1973 is het verrassingselement.”
Dat verrassingselement zorgde ervoor dat Halevy totaal overrompeld werd door de aanslagen van 7 oktober. „Ik stond op het punt om naar de synagoge te gaan, toen het luchtalarm afging. We gingen naar de schuilkelder, niet wetend wat er precies aan de hand was. Pas veel later drong de gruwelijkheid van de gebeurtenissen tot ons door, toen we hoorden over onthoofdingen, verkrachtingen en de talloze doden.”
De kleinkinderen van de Israëlische arts werden direct opgeroepen om zich bij hun basis te melden. „Zij zijn gelijk vertrokken. Evenals alle soldaten die op dat moment bij ons waren. Het was een joodse feestdag, dus ons huis zat vol.”
Slechts een enkele keer zag Halevy zijn kleinkinderen de afgelopen weken, als ze kortstondig met verlof van het slagveld waren. „Ze mochten natuurlijk niets vertellen van de operaties in Gaza. Dus het voelde heel onnatuurlijk als ik vroeg hoe het ging. Ze probeerden me gerust te stellen en volgens mij de situatie ook een beetje mooier voor te spiegelen dan die in werkelijkheid was.”
Dat geldt volgens de medicus ook voor de nationale gemoedsgesteldheid onder de Israëlische bevolking. „Iedereen probeert optimistisch te zijn. Maar feit is dat we als natie door een diep trauma gaan. Tegelijkertijd geldt: we zijn wel terneergeslagen, maar niet wanhopig. Elke Israëliër is ervan overtuigd dat we deze oorlog zullen winnen.”
Wat er na de oorlog zal gebeuren, durft Halevy nog nauwelijks te voorspellen. „Netanyahu zal de credits krijgen voor het winnen van de strijd, maar alle blaam voor het feit dat dit conflict is uitgebroken. Ik geloof daarom dat de huidige regering en de militaire top zullen vertrekken. Er zullen verkiezingen komen en nieuwe leiders opstaan, juist uit de jongere generatie die nu bij de oorlog betrokken is.”
De arts hoopt dat de uitkomst van de oorlog ook tot hervatting van de vredesbesprekingen zal leiden. „We hebben het overleven van ons land indirect aan Joe Biden te danken. Dat realiseren niet zo veel mensen zich. Maar dat zal wel een prijs hebben: onderhandelen over vrede.”